Het is een catastrofale explosie

 

Makoto, zoals de Japanners het zelf noemen: waarachtigheid, integriteit.

Daarin wordt uitgedrukt dat niet de overdenking maar de direkte daad of actie cruciaal is.

Het is de spontane direktheid, waarin een zuivere kracht als het diepste zelf wordt uitgedrukt.

Maar dit zelf en dit moeten wij, westerlingen, ons telkens weer voorhouden is niet het westerse ik, waarnaar wij de afgelopen 40 jaar via onze sexualiteit zo naarstig op zoek zijn geweest.

Dit zelf is voor de Japanner een eenheid van lichaam en geest dat geen ander centrum kent dan het energiepunt ergens in de onderbuik dat nu eens hara, dan weer tanden wordt genoemd.

Een eenheid van lichaam en geest, die in de manga vaak terugkeert in de vorm van een samenwerking tussen een technologisch middel het lichaam en een doorgaans jeugdige hoofdrolspeler die het brein vormt.

Het feit dat geweld niet als zodanig wordt afgewezen komt wellicht hieruit voort, dat Japanners geen transcendente principes of een duidelijk Godsbeeld hebben.

Ze kennen dan ook geen Kwaad in een absolute vorm, die zoals de Duivel boven de tijd staat. Wel kennen ze ontelbare monsters en geestesverschijningen.

In de oorspronkelijke levenshouding, de animistische voorouderverering, de shinto wordt het Kwaad volstrekt anders opgevat.