INHOUDSOPGAVE

Existentialisme herdacht
De Rennies voorbij?
Henk Oosterling
Awee Prins
9

DE BOEKEN
Is het existentialisme wel een humanisme?
Jean Paul Sartre over de grenzen van de vrijheid
en de verantwoordelijkheid
Awee Prins15

Het absurde, opstand en mimesis
Camus in perspectief
Hans Achterhuis33

De schuld van de vrijheid
Bataille's 'innerlijke ervaring'
als blinde vlek van het existentialisme

Laurens ten Kate

41

HET DEBAT
Revolte en revolutie
Over de relatie tussen Sartre en Camus
Jan Sperna Weiland61

De weldaad van het geweld
Bataille versus Sartre en Camus

Walter Dornstedt

75

Schrijven als een suïcidale opstand
Blanchot over Camus' Sisyfus en Bataille's extase

Richard de Brabander

91

PERSPECTIEVEN
Sartre's keuze
De betekenis van een ethisch maximaal
Ger Groot 109

Is het absurde kunstwerk mogelijk?
Camus en hedendaagse kunst

Jacques De Visscher
125

Aporetisch existeren
Een batailleske actualiteit

Henk Oosterling

141

LITERATUUR
 
157

EXISTENTIALISME HERDACHT
De Rennies voorbij?

Henk Oosterling

Awee Prins

Deze bundel is het resultaat van een merkwaardige verbintenis: een bibliografische oprisping, het maagzuur van een ethisch politieke dilemma en de onweerstaanbare filosofische aandrift tot zelfmedicatie. In 1943 verschenen in de franstalige filosofie een drietal invloedrijke boeken: Jean Paul Sartre's L'Être et le Néant, Albert Camus' Le mythe de Sisyphe en Georges Bataille's L'expérience intérieure. Hoewel het laatste boek bij verschijnen in filosofenland nauwelijks werd opgemerkt eerst later werd Bataille's dubbelzinnig existentiële appel voor filosofen een inspiratiebron , was het voor Sartre aanstootgevend genoeg om er onmiddellijk een kritische analyse aan te wijden. In 1993, vijftig jaar na het verschijnen van de genoemde boeken, besloot de Faculteit der Wijsbegeerte in het kader van het lustrum van de Erasmus Universiteit, een congres te wijden aan de vraag wat het existentialisme ons heden ten dage nog te zeggen heeft. Deels leek het een gebruikelijke academische gelegenheidsexercitie: het monumentale karakter van 'klassieke' werken werd opnieuw onder de aandacht van een filosofisch geïnteresseerd publiek gebracht. Tevens werd echter een poging gewaagd om door deze monumentalisering heen te vragen naar de actuele zeggingskracht van deze teksten. Herdenken is niet alleen een monumentalisering van dat wat gebeurd is, maar altijd ook een poging om het gebeurde opnieuw dat wil zeggen vanuit de eigen tijd te doordenken. Herdenken is monumentaliseren èn actualiseren. Vijf jaar na de lustrumviering wordt met het verschijnen van deze bundel "de herdenking herdacht". Naast teksten van Sartre, Camus en Bataille wordt nu ook aandacht besteed aan Maurice Blanchots Faux pas, dat eveneens in 1943 verscheen. De recente belangstelling voor Blanchots werk èn de invloed die deze 'obscure' denker op Bataille's L'expérience intérieure heeft gehad waren voldoende reden om een bijdrage over Blanchot op te nemen.

Maar waarom juist deze bibliografische oprisping? Enkele jaren geleden publiceerde Michel Onfray De buik van de filosoof. Daarin beschrijft hij vanuit gastronomisch oogpunt enkele wederwaardigheden van het westerse denken. Wanneer wij vanuit dit perspectief de filosofie van de 20e eeuw overzien, lijkt het existentialisme een licht verteerbaar gerecht te zijn geweest. Gedurende enkele decennia was het dé filosofisch correcte pose voor het geamuseerd vertwijfelde deel van de Westerse intelligentia. Maar in de academische wereld leek het eenvoudig te verteren en uit te scheiden. Zo wijst Heidegger het reeds in 1947 in de Brief over het humanisme met een pennestreek als een volharding in het subjectdenken van de hand. Ook door het structuralisme, de Kritische Theorie en de angelsaksische filosofie is op de onvolkomenheden van het existentialisme gewezen: het zou nog teveel krediet geven aan het autonome subject en de maakbaarheid van het bestaan, het zou geen adequate politieke praxis mogelijk maken en geen filosofie maar literatuur zijn. Zo werd het in hapklare brokken naar binnen geschrokt. Toch blijkt het werk van de genoemde denkers iets onverteerbaars te bevatten. Ondanks haar sterke maag weet de hedendaagse, postmoderne filosofie geen raad met de ervaringen van vrijheid, verantwoordelijkheid en authenticiteit. Ergens diep in haar ingewanden spelen nog overteerde, zoniet onverteerbare resten op, waardoor zij het nu en dan moet bezuren. Het postmoderne waardenrelativisme blijkt geen probaat middel te zijn tegen dit brandend maagzuur. Dit waardenrelativisme verhult een nijpend ethisch politiek dilemma dat zich expliciet op allerlei vlakken van het bestaan aandient. Zo staan de toenemende globalisering en politieke unificatie haaks op de persisterende eis etnische identiteiten en culturele diversiteit te respecteren. Terwijl de massamedia in toenemende mate een wereld annex hamburgerschap propageren, wordt deze virtuele gelijkheid op locaal niveau doorgaans als een formeel obstakel gezien. Het inmiddels als filosofisch correct ervaren inzicht dat het subject met God gestorven is finis hominis en de Grote Vertellingen hun zeggingskracht hebben verloren strookt niet met de ervaren noodzaak van individuen om in vrijheid richting en zin aan hun handelen te geven. Evenmin als het universalistisch georiënteerde humanisme hebben het postmodernistische antihumanisme en waardenrelativisme een antwoord op deze dilemmatische spanningen en het geweld dat daarmee gepaard gaat.

Aan het begin van deze inleiding is gewezen op de onweerstaanbare aandrift tot zelfmedicatie die eigen zou zijn aan het filosoferen. Daarbij is echter niet genezing het doel. Het hedendaagse denken streeft niet langer naar het ultieme begrijpen als oplossing van als problematisch ervaren praktijken. Zij is er niet zozeer op uit oplossingen aan te reiken; zij tracht, in het besef van haar ontoereikendheid, een houding ten aanzien van problemen aan te nemen waarin ze kunnen worden doorstaan. Wie van grote woorden houdt zou deze bundel kunnen zien als een poging tot een kritiek van de herkauwende en niet: voorkauwende rede. Deze poging verloopt in drie ronden. Allereerst schetsen Awee Prins, Hans Achterhuis en Laurens ten Kate de drie boeken en het erachter liggende gedachtengoed. Vervolgens bespreken Jan Sperna Weiland en Walter Dornstedt de vaak moeizame relaties en discussies tussen Sartre, Camus en Bataille. Richard de Brabander geeft daarbij Blanchot een stem in het geheel. Ten slotte ontwerpen Ger Groot, Jacques De Visscher en Henk Oosterling perspectieven op de actuele zeggingskracht van de besproken boeken. Centraal staat in deze bundel de gespannen verhouding tussen vrijheid en geweld. De bijdragen spitsen zich toe op de vraag naar de mogelijkheid van een ethische houding, een esthetische houding en een levenskunst. Daarmee biedt deze herbezinning op het doelwit van de kritiek het zelfbepalende, vrije individu of het autonome subject een uitzicht op dat wat zich in het existentialistische gedachtengoed in postmoderne tijden, na de subject en humanismekritiek, nog te denken geeft.