Rotterdam Culturele Hoofdstad van Europa.

Aan de toekomstige bewoners van de Huisstijl.


Over connecties en trajecten

Henk Oosterling (Centrum voor Filosofie & Kunst Rotterdam)

Enkele vragen

1 Kunnen vele onzichtbare steden verbeeld worden? Dient in deze verbeelding niet tevens het ongehoorde op te klinken?

2 Laat een stad waarvan de primaire dynamische karakteristieken transport, transitie en transformatie zijn, zich wel in een logo visualiseren?

3 Hoe verhouden logo en huisstijl zich tot het concept van een raamvertelling, waarin onzichtbare steden een gezicht en een stem zouden moeten krijgen?

4 Kan een stad zodra deze tot culturele hoofdstad van Europa wordt, wel gerepresenteerd worden door lokale beelden?

5 Denken we nog in termen als representatie, vertegenwoordiging èn voorstelling?

6 Kortom, wat is de beeldende logica van een uitgelezen huisstijl?

Connecties: interactiviteit en entertainment

Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 zou een manifestatie moeten zijn van dat wat zich doorgaans in besloten kring of in niet collectief communiceerbare code's iedere dag in alle lagen van de Rotterdamse bevolking afspeelt: onzichtbare steden als vele verhalen. Deze zouden niet alleen aan het licht treden in het openbare leven van 2001, ze zouden elkaar door de interactiviteit ook moeten versterken om het idee van multicultureel of multietnisch samenleven meer zeggingskracht te geven.

De heterogeniteit van het Rotterdamse samenleven misschien is het beter van nu af aan iedere abstractie af te zweren en niet langer over dé Rotterdamse samenleving maar over daadwerkelijk samenleven te spreken deze heterogeniteit treedt naar voren in openbare manifestaties: festivals. 2001 is vanzelfsprekend meer dan een feestje of een incidentele festiviteit: er valt iets meer te vieren dan knellende sociaaleconomische banden. Het gaat om een dubbelzinnig `entertainment': hoe onderhoudend dit festival ook moge zijn, hoe stichtend en leerzaam het ook moge doorwerken, voor alles dient duidelijk te worden dat entertainment niet alleen bestaande sociale relaties onderhoudt, maar ook een andere betrokkenheid en interesses initieert.

Als er al een identiteit van Rotterdam is, dan manifesteert deze zich als en in allerlei dynamische openbare interacties. Wordt deze dynamiek afgedwongen theoretisch of fysiek dan verdwijnt de heterogeniteit uit beeld en wordt Rotterdam een loze abstractie waarin onzichtbare steden niet meer gereflecteerd worden. Betekent het ontwikkelen van een huisstijl dat deze onzichtbaarheid zo wordt vormgegeven dat 2001 op vele manieren kan worden bewoond? Is de verbeelding de rationale van het huisvestingsbeleid van 2001?

Onzichtbaarheid tonen vereist als visualisering en toonzetting een specifieke ruimte en een geëigende tijd. Kortom: waar en wanneer vindt deze dubbelzinnige vertoning (een) plaats? En: wat is het huis van de stijl? Moet het een open huis zijn waarin iedere relatie kan worden ontvangen? Maar zal de huisstijl evenals Rotterdam zelf gedurende het jaar dan niet aldoor bewoond en verbouwd dienen te worden,omdat alleen de wisselende bewoners de even dynamische als flexible inrichting dienen te bepalen? Alleen dan kunnen immers interactiviteit en het dubbelzinnig `entertainment' tot hun recht komen. De ruimte van de verbeelding wordt dan gevormd door het `inter' dat alle relaties verbindt.

Trajecten: verplaatsen en (een)plaatsvinden

Heeft Rotterdam een afkomst? Heeft de stad een toekomst? Rotterdammers hebben een afkomst en een toekomst. Als er een pregnant beeld is dat Rotterdam bezielt en dat afkomst en toekomst verbindt dan is dat het beeld van de aankomst. Niet door hun afkomst te verloochenen en te vergeten worden vreemdelingen Rotterdammer, maar door met verhalen de stad te bewonen. De stad wordt zo een onderkomen voor vele verhalen. Ze blijft daarmee naar de wereld openstaan. Door deze openheid worden verhalen van een herkomst contouren voor met anderen gedeelde toekomstige verhalen.

Vertellen als (een) plaats vinden van connecties is tevens een mededelen. Een verhaal is altijd een mededelen: een mededeling als een traject in de tijd. Hoewel verhalen (hun) plaats vinden in het heden, verplaatsen ze luisteraars en vertellers naar andere tijden en andere plaatsen. Verhalen zijn ruimtelijke en tijdelijke trajecten. Op deze trajecten wordt niet alleen het spanningveld tussen lokale en het globale, maar ook dat tussen het verleden en de heden doorkruist. RCH 2001 kan als accumulator en katalysator voor mededelingen werken. Daartoe is echter openbare ruimte en vrije tijd vereist. Alleen daarbinnen werkt entertainment.

Ieder mededeling is een verplaatsing, iedere verplaatsing draagt in zich een gezamenlijk traject. Elkaar kruisende trajecten vormen geleidelijk aan knooppunten die de wereld reflecteren. Zoals de dam ooit een verzamelplaats was, zo worden deze knooppunten lokale overslagplaatsen van sociaaleconomische relaties en culturele betekenissen. Deze knooppunten representeren de stad echter niet, zij functioneren als presenties van diversiteit en heterogeniteit die als stad worden verzameld.

Het centrumperiferie model blijkt ontoereikend om deze diversiteit van connecties en interacties te verhelderen. Marginaliteit is een kenmerk van onzichtbaarheid: als de stad in de vrije tijd doorwerkt, vindt zij ook in de marge (haar) plaats. Zodra trajecten elkaar kruisen ontstaan er plaatsen van samenkomst en samenscholing. Vanzelfsprekende mededelingen zijn soms ongehoord. Maar wat de aard van een verplaatsing ook moge zijn, ze vormt een onmiskenbaar deel van de stad als verzameling van trajecten.

Enkele mededelingen

  1. Een huisstijl werkt met reeds gegeven beelden, hoe ongehoord of vanzelfsprekend ook, die tot ieders verbeelding spreken. De interactie van de beelden zetten de toon voor nieuwe trajecten die door de bewoners van de verhalen ingeslagen worden. Via beelden die verhalen vormen gaan de bewoners andere connecties aan.
  2. De dynamiek van de stad reflecteert zich in een stijl die niet alleen op, maar ook in het transformatieproces zelf betrokken is. Het logo is een lege matrix die voortdurend andere inhouden kan absorberen en doorgeven. Dit transformatief absorptievermogen vormt de aantrekkingskracht van stijl en logo.
  3. In het logo als matrix vertellen de verhalen zichzelf. Door de connecties en de gelaagdheid van de beelden wordt de verbeelding verleid tot tussentrajecten. Deze reflecteren de zichtbare dimensie van onzichtbare steden en geven nauwelijks hoorbare verhalen een stem. Een huisstijl voor een raamvertelling is zelf een raamwerk dat meer zicht biedt naarmate er meer interactivitijd (een) plaats vindt.
  4. In de verbeelding komen afkomst en toekomst samen. Niet door beide eenduidig te representeren, maar door de connecties en trajecten die zij openen aan te bieden. De dynamische spanning tussen het lokale en het globale is daarbij het oriëntatiepunt bij uitstek. Dé stad blijkt telkens een tijdruimtelijke verdichting in dit spanningveld.
  5. Huisstijl en logo representeren niemand. Zij faciliteren presenties. Zij zijn geen voorstelling van een alles overkoepelend verhaal, maar doen voorstellen tot nieuwe verhalen. Iedere ogenschijnlijke representatie is in werkelijkheid een presentatie en presentie van diversiteit en heterogeniteit.
  6. Misschien draait het om die vergeten betekenis van het begrip `logo(s)' en `logica': verzamelen en lezen. Als dit aandachtig samenbrengen de radiante kern van een huisstijl is, dan verzamelt deze op een open en uitnodigende manier dynamische openbaarheid in en rond zich. Een huisstijl laat zich bewonen, biedt huisvesting, verzamelt socialiteit zonder daar vorm of richting aan te geven. Logo en huisstijl reflecteren het kernthema: hoe een eenduidige identiteit dé stad, dé Rotterdammer altijd eerst een uiterlijke verzamelplaats is van verhalen. Deze kunnen natuurlijk afzonderlijk worden gelezen, maar iedere lezing neemt onvermijdelijk andere verhalen in zich op en verbindt zo ongemerkt de verteller met andere vertellers. Ook al heeft ieder verhaal een object en is er altijd een verteller als subject, het verhaal werkt uiteindelijk slechts als traject.