JAPAN
ZENBOEDDHISME EN DIFFERENTIEDENKEN
Henk Oosterling
Ondragelijke
dichtheid van het bestaan
|
(Gepubliceerd
in: cyclus 'Westerse filosofie en
oosterse mystiek' SG EUR, Rotterdam
1 oktober
1998)
1. Autobiografie:
zen in beweging |
In 1980 stierf Jean-Paul Sartre, het filosofische boegbeeld van
het franse existentialisme. De straten van Parijs waren volgestroomd
met verdrietige of nieuwsgierige mensen die als een golvende zee
met de baar meedeinden. Van bovenaf sloeg ik dit historische gebeuren
gade. Ik zag de beelden op tv in een Japans restaurantje in hartje
Tokyo, terwijl ik udon - dikke sliertensoep - naar binnen slurpte
en met mijn hashi - mijn eetstokjes - er professioneel de kleefrijst
achteraan schoof. Misschien werd mijn verblijf in Tokyo, zo realiseerde
ik me bij het zien van de ondanks alle tragiek euforische beelden,
wel gemotiveerd door de indringende inzichten van deze fameuze
dode: in het eraan voorafgegane decennium had ik zijn gedachtenlijnen
en brokken inzicht als was het udon en kleefrijst gulzig ingedronken
en gretig verslonden. Sartre's filosofie had mij weliswaar geen
nieuw levensdoel geschonken dat de toenemende erosie van vastgeroeste
waarden zou kunnen stoppen. De metafysische en morele erosie ging
gewoon door en werd er eerder door versterkt dan gestopt. Wel
had zijn werk mij doen inzien dat deze erosie die van alle tijden
was, een specifieke levenshouding vereiste vanwaaruit dit vermeend
verval met open vizier en vanuit een aardse betrokkenheid kon
worden tegemoet getreden. Ons bestaan, ons zijn L'Etre zou helaas
niet veel meer zijn dan een ongelijke strijd tegen het Niets le
Neant. Sartre publiceert L'Etre et le Néant in 1943.
Dit boek stelt Niets voor. Het zou opgevat kunnen worden als een
tractaat dat een voorstel doet ons anders ten opzichte van het
Niets op te stellen. Eerlijk gezegd, weet ik niet meer of mijn
reflecties toentertijd zo expliciet waren. Ik had in ieder geval
andere dingen aan m'n hoofd. Iemand die maanden in een vertrek
van drie bij drie bivakkeert omwalmd door zijn eigen zweetlucht,
elke ochtend om zeven uur opstaat om zich een uur later bij de
hoofdpolitie van Tokyo te melden waar hij vervolgens drie uur
lang wordt afgeranseld, heeft uiteindelijk weinig op met filosofische
hoogstandjes. De blauwe plekken genazen er niet sneller door en
de zelfverklaarde erfgenamen van de Japanse samoeraikaste bepaalde
eschalons van het politieapparaat werden er niet door geïmponeerd.
Als ik ze het al duidelijk had kunnen maken. Want aanvankelijk
bleef mijn Japans beperkt tot obligate constateringen over pietluttige
activiteiten Honto ni oishi desu “Goh wat is dit lekker”
en de vereiste sociale formaliteiten waarbij ik me vooral bewust
moest zijn van de zeer nederige positie die ik ten aanzien van
de toegesprokene innam. Voor een verklaard individualist als ik
niet echt de simpelste opgave. Ideeën en woorden werden sowieso
niet op prijs gesteld. Daden overigens evenmin. Van mij werden
slechts consistente gedragingen verwacht, niets meer, maar ook
niets minder. Wat er achter die gedragingen zat dat wat wij intentie
plegen te noemen of autonoom zelfbewustzijn was volstrekt onbelangrijk.
Niemand maar dan ook niemand was daarin geïnteresseerd. Alleen
al uit methodische overwegingen, ook al weet ik zeker dat deze
desinteresse ook psychologisch was verankerd. De matineuze afranselingen
hadden derhalve een strikt ritueel karakter: ze voltrokken zich
altijd op dezelfde wijze en werden in westerse psychopathologische
termen dan ook gekenmerkt door een dwangneurotische kwaliteit.
Herhaling is alles wat de klok of in dit geval de grote trom,
de taiko slaat. Eigenlijk deed ik opnieuw in westerse termen dus
helemaal niets, ook al gebeurde er heel veel. De reden waarom
ik in Japan was, was heel simpel: als je je echt in een bepaalde
tak van de Japanse krijgskunsten, zoals het zwaardvechten of kendo
wil bekwamen, was je toentertijd aangewezen op Japanse scholen.
De plaats waar de wereldkampioenen op dit gebied vandaan komen
is de Tokyose Keishicho, de hoofdpolitie. Waarom ik deze extravagnate
sport op dat moment zo intensief wilde bedrijven is weer een ander
verhaal, maar op indirecte wijze had het iets te maken met mijn
levenslange belangstelling voor zenboeddhisme, die rond mijn vijftiende
was gewekt. Japanse krijgskunsten naast het traditionele zwaardvechten
en boogschieten vooral de later ontwikkelde vormen van karatedo,
juijitsu, judo en aikido worden door sommige adepten wel Zen in
beweging genoemd.
Budo:
weg van de krijger
Deze typering wordt ingegeven door ontwikkelingen die teruggaan tot de
pacificatie van Japan in de 17e eeuw. (Shogun)
De transformatie van een oorlogspolitiek (Kurosawa: Kagemusha, Ran)
naar een gepacificeerde samenleving vereiste dat lopende
oorlogsmachines samoerai dus tot vreedzame burgers moesten worden
omgeturned. Krijgsscholen grepen de aan het zwaardvechten inherente
zenboeddhistische mentaliteit aan om deze een meer meditatieve wending
te geven. De doodsverachting, zo kenmerkend voor de samoeraiethiek
harakiri of seppuku zijn daarvan de ultieme uitdrukkingen deze
doodsverachting werd methodisch geïmplementeerd in de training
die erop gericht was dat wat wij westerlingen de subjectobject fixatie
noemen te doorbreken om een bewustzijnstoestand te realiseren waarin de
onmiddellijkheid der dingen kon worden ervaren. Wordt in Za-zen iedere
activiteit geblokkeerd en stilgelegd tot in het kern van de
zelfreflexiviteit , in de krijgskunsten wordt juist in de
krijgskunstige beweging die ervaring nagestreefd die doorgaans als
satori wordt aangeduid. Je zou kunnen stellen dat, als er al zoiets als
een geest in de machine bestaat, deze stelselmatig wordt uitgestulpt in
het lichaam, of beter: in de fysieke handelingen. Als er al zoiets
bestaat als denken, dan dient dit met het lichaam te gebeuren. Dat is
een van de achterliggende verklaringen voor de herhaling: als je iets
wil leren dan moet je dit honderduizend keer doen totdat je lichaam,
zodra dit door uiterlijke omstandigheden wordt getriggerd, als vanzelf
zo reageert. Wat wij een fysieke drill noemen, is voor Japanners de
grondslag van een didaktiek en pedagogiek, die niet zonder meer te
verklaren is als een meedogenloze disciplinering. Het zegt meer over
een andere relatie tussen lichaam en geest. Dit dualisme is vreemd aan
het traditionele Japanse denken, waarin naast het elitaire
zenboeddhisme ook het shintoisme de oorspronkelijke Japanse
natuurverering, gebaseerd op reinheit en het latere eveneens uit China
geimporteerde confucianisme hun sporen hebben nagelaten. Het enige wat
mij maandenlang werd geleerd is te denken niet in, zelfs niet met maar
vanuit mijn lichaam. Niet in de zin zoals dat in de wat softere
sectoren van onze verzorgingsstaat wordt gepropageerd: het gaat er niet
om je gevoel te laten spreken. Ook dat is nog een gestalte van een
mensopvatting waarvoor de tweedeling tussen lichaam en geest bepalend
is. Om vanuit je lichaam te kunnen denken moet de tweedeling tussen
lichaam en geest eerst stelselmatig worden afgebroken. Technisch gezien
komt dit erop neer dat er `reflexen' worden ontwikkeld die onze
angstreacties transformeren. Een dergelijk transformatieproces stopt
echter niet bij de voordeur van de trainigshal of dojo. De weg de `do'
van kendo, kyudo, naginatado, karatedo, judo of aikido doorkruist ieder
levensdomein en loopt zelfs zo heb ik me laten vertellen dwars door de
eeuwigheid heen. Een filosofisch hoogst interessante gedachte, omdat
daarmee dit metafysische concept van de oneindigheid al lopend wordt
vernietigd. Het is te simpel te stellen dat we niet langer moeten
denken, maar gewoon moeten doen. Dit ogenschijnlijk zo vanzelfsprekende
doen vergt dat er toch minstens een kleine 100.000 uur geinvesteerd
moet zijn: alleen dan kan de graad van perfectie een vanzelfsprekend
aanzicht bieden. In laatste instantie is het misschien geeneens een
doen: het is wellicht eerder een laten gebeuren. Doen suggereert nog
teveel activiteit en wil, teveel subjectiviteit en autonomie. Het is
het doen van een parkeersteek op een drukke zaterdagmiddag in het
centrum van een willekeurige stad: zonder een moment na te denken de
auto perfect tegen de stoeprand zetten. De bestuurder is de auto, de
auto de bestuurder. Hij voelt met de wielen, de wielen zijn bezield
door zijn of haar geest. Iedere matriale kunstvorm is georienteerd op
dit moment. Zij streeft deze perfecte ervaring na waarbij geest,
lichaam, wapen en tegenstander een krachtenveld vormen waarin de
beweging zelf steeds weer het ijkpunt blijkt. In termen van de
kendotraining komt het erop aan je totale bewustzijn samen te ballen in
het uiterstepunt van je zwaard: in de kensen. Daar vindt het gevecht
plaats. De hoogste vorm van het gevecht is echter de overbodigheid
ervan, wat weer niet dient te worden verward met het voorkomen ervan.
(anecdote) Als we de gedachte dat een alerte ontvankelijkheid voor de
ons omringende krachten zowel in hun lieflijke als wrede inwerkingen
nog verder doortrekken en we ervanuit gaan dat het lichaam niet de
grens van dit andere `bewustzijn' vormt maar dit zich in alle ons
omringende dingen doorzet dus ook in een zwaard dat we vasthouden of in
de tegenstander die ons te lijf gaat, als we dit alles verdisconteren
dan wordt plotseling een diep zennistische inzicht duidelijk: we are
the world. Maar zenmeesters of grote strijders zijn met dergelijke
metafysische bespiegelingen niet bezig. Voor hen is de wc de boeddha of
is het zwaard diegene die doodt of leven schenkt. Zij hebben geen
religieuze of morele scrupules. Hun radicaliteit geeft hen banale
metaforen in die de minder verlichte slechts met enige aarzeling durft
te doordenken.
Differentiedenken:
Foucault
Als ik dodelijk vermoeid op mijn tatami neerzeeg, kon ik het nadat de
eerste vermoeidheid was weggezakt, toch niet laten om aan een andere
aandrift toe te geven: de wijsbegeerte. Naast Canetti's Massa
en Macht een dikke pil die volgens mij speciaal voor dit
soort retraites is geschreven had ik de hand weten te leggen op een
boek dat ogenschijnlijk over discipline ging: Discipline and
Punish van ene Michel Foucault. Daar ik helemaal into
`discipline' was, hoopte ik in deze tekst enige steun te vinden.
Daarnaast las is voornamelijk Yukio Mishima's werken, de Japanse
Nobelprijskandidaat, die, gehoor gevend aan zijn rechtsextremistische
ideeen, in 1970 en plein publiek met enkele geloofsgenoten in een
Tokyose kazerne harakiri pleegde, nadat de legereenheid geen gehoor had
gegeven aan zijn oproep in opstand te komen teneinde de traditionele
samoeraiwaarden weer in ere te herstellen.
2. Filosofische belangstelling voor
Zen
Filosofie na Sartre: differentiedenkers
a. kritiek identiteit, subject en rationaliteit
b. behoud engagement, levenspraktijk en kunstcomplement
- kritiek op primaat rationaliteit en
dualismedenken geen oppositie, maar WA
- kritiek op subjectsdenken: geen individu, maar steeds grotere groep
- aandacht voor concrete levenspraktijk: hier/nu en zelfzorg
- ontwikkelen levenshouding: do
- waardering van ervaringsdimensie: onmiddellijkheid
Niet door middelen weg te nemen
(authenticiteit), maar het middel te verabsoluteren en erin opgaan:
middel wordt doel: cha no yu, ikebana, origami, bonzai
Vorm/inhoud oppositie terzijde geschoven
esthetische dimensie: aandacht voor bleodseriet eind van de zeventiger
jaren ten slotte wordt deze sportieve en culinaire aandacht enigszins
aan het oog onttrokken door de verwondering over en fascinatie met het
economisch succes van Japan. De verbinding tussen het zakendoen en de
Zen wordt door menigeen gelegd.
Maar evenzogoed kan het de voortzetting van een filosofische voorkeur
zijn, die en dat is voor mijn these interessant bij Nietzsche en
Schopenhauer is getoonzet.
1 Nietzsche, neonietzscheanen
en het Oosten
Zoals het plots opduiken van Japanse houtsneden bij de impressionisten
aan het eind van de vorige, en van Afrikaanse maskers bij de artistieke
avantgarde van het begin van deze eeuw een eigen geschiedenis
hebben, zo hebben ook de verwijzingen naar oosterse praktijken
in westerse vertogen een specifieke voorgeschiedenis. Het gewelddadig
openen van Japan door Amerika en het daaropvolgende 'japonisme'
de fascinatie van westerlingen voor de exotische kanten van de
Japanse cultuur vormen slechts een economische en culturele achtergrond.
De ontdekking van het Sanskriet en de westerse euforie die uit
de antropologische implicaties van deze lingustische ontdekking
voortkwam, spelen een voorbereidende rol in de receptie van de
oosterse denkwijzen in deze filosofie. Een speurtocht naar de
eerste aanzetten eindigt filosofisch bij Schopenhauer, die de
kunst, met name het fluitspelen, een louterende werking toedicht
die vergelijkbaar is met de oosterse verlichting. Joop Doorman
zal daar volgende week verder op ingaan. De schopenhaueriaanse
inspiratie werkt door in het werk van de jonge Nietzsche, wiens
vriend Paul Deussen één van de meest vooraanstaande
boeddhologen en sanskrietgeleerden van de late 19e eeuw is. Als
hij eind 1875 weer eens geveld wordt door één van
zijn vele migraineaanvallen leest hij de Engelse vertaling van
de Sutta Nipata, een van de heilige boeken, die hem door
Widemann gestuurd is. Het hem door Gersdorff opgestuurde, gedurende
187073 verschenen driedelige werk van Otto Böthlingk Indische
Sprüche. Sanskrik und Deutsch heeft volgens sommigen
een direkte invloed op de opbouw van Also sprach Zarathustra.
Anderen weerspreken dit echter. De overeenkomsten tussen Zarathustra
en Boeddha liggen voor de hand. Nietzsche maakt er dan ook regelmatig
melding van. Dit geeft mensen in zijn omgeving aanleiding hun
levensstijl direkt in verband met het boeddhisme te brengen. Nietzsches
biograaf Janz is het echter niet met deze uitlatingen eens en
wijst op het feit, dat Nietzsche bewust een perzische profeet
ten tonele heeft gevoerd, "die een dualisme predikt". De titels
van de hoofdstukken ('Von den...') verwijzen bovendien eerder
naar voorsocratische geschriften ('peri tou') dan naar indische.
Zelfs de hoofdtitel ('Also sprach...') zou volgens Janz een verwijzing
naar voorsocratische geschiften zijn ('tade...'/'ode legei...').
De Zarathustrafiguur zou veel meer gelijkenis vertonen met de
rondzwervende arts, prediker en filosoof Empedokles dan met Boeddha.
Wel meent hij nog steeds een Schopenhauriaans moment in Zarathustra's
belevenissen te ontdekken. Nietzsche benadrukt in ieder geval
in verschillende geschriften zijn voorkeur voor het boeddhisme
dat hij als een waarlijk nihilistische levensbeschouwing boven
het christendom prefereert. Ten aanzien van Japanse praktijken
beperkt Nietzsches kennis zich echter tot algemene berichten en
sporadische, vriendschappelijke contacten met beter ingevoerde
personen, zoals Deussen en de schilder en schrijver Reinhart von
Seydlitz met wie hij in 1877 kennis maakt. In hun briefwisseling
is er sprake van een positieve waardering voor "het japonisme
van mijn vriend Seydlitz". Gezien Nietzsches opvattingen over
de affirmatie van de door zelfoverwinning gekenmerkte Wil tot
Macht zal niemand ervan opkijken dat in zijn intellectuele nalatenschap
uitlatingen voorkomen, waarin hij "de zelfdoding van de Japanse
Har(ak)iri " de rituele zelfmoord of seppuku als de uiterste consequentie
van een 'voorname' levensstijl waardeert.
De aandacht van Georges Bataille voor Zen in Sur Nietzsche,
waarin de Japanse denker Daisetz T. Suzuki als autoriteit wordt
aangehaald, getuigt van meer inzicht in de Japanse cultuur. Zijn
artikel "La 'tasse de thé' de 'Zen' et l'être
aimé" verwijst slechts ogenschijnlijk naar de Japanse
theeceremonie, een ritualisering en esthetisering van de wetten van de
gastvrijheid. Volgens een biograaf van Bataille, Berndt Mattheus
“staat bij Bataille de kop thee voor het geprivilegeerde
ogenblik van het toeval. Met Zen verbindt Bataille het paradoxale
denken, en wijst hij op een positief Niets, dwz. het Zijn ". De
verbinding met een 'paradox denken' springt blijkbaar onmiddellijk in
het oog. Uit een korte toegevoegde tekst over Zen en de innerlijke
ervaring blijkt dat Bataille een verband legt tussen de Zenverlichting,
de satori, en zijn gedachte van de innerlijke
ervaring. Het werk van Bataille wordt in Japan door niemand minder dan
Yukio Mishima opgemerkt en becommentarieerd in "Essai sur Georges
Bataille", dat in 1974 in La Nouvelle Revue
Française verschijnt. Reeds in 1960 had Mishima
reeds over Bataille geschreven. Hij noemt hem "de Nietzsche van de
erotiek". In 1970 wijdt hij een artikel aan Ma mére
en Madame Edwarda. De vertaler van Mishima's essay,
Tadao Takemoto, wijdt in het zelfde nummer van NRF een beschouwend
artikel aan Mishima's bespreking: "Mishima pour ou contre
Bataille?"(Takemoto 1974: 6676). Hij merkt op dat "De zen, door zijn
directe weg naar de verlichting, trok Mishima rond 1956 aan, in de tijd
van Het gouden paviljoen. Drie jaar daarvoor had
Bataille ook reeds gesproken over de verlichting die volgens mij veel
weg heeft van de zenverlichting in die zin dat het voor hem een
ontdekking was van het Niets dat volgde op een waanzinnige
lach”.
Foucault maakte in de inleiding van een van zijn eerste boeken De
geschiedenis van de waanzin uit 1962 de volgende opmerking:
"Het oosten, gedacht als oorsprong, gedroomd als een duizelingwekkende
droom, waar alle heimwee, alle beloften van terugkeer vandaan komen,
het Oosten dat wel openligt voor de koloniserende rede van het Westen,
maar toch altijd onbereikbaar blijft, want het blijft altijd de limiet:
de duisternis van het begin waarin het Westen is geformeerd maar waarin
het een scheidslijn heeft aangebracht; het Oosten is voor het Westen al
wat dit niet is, ook al moet er het dat, wat zijn oerwaarheid is,
vandaan halen”. De nog lichtelijk hegeliaanse toon verdwijnt
geleidelijk uit Foucaults werk, maar de fascinatie blijft. Onmiskenbaar
is het feit dat huidige differentiedenkers, zoals gezegd, hun denken
ontwikkeld hebben in een tijd waarin een toenemende belangstelling voor
Zenpraktijken is te bespeuren. De generatie filosofen na Bataille heeft
niet alleen meer kennis tot haar beschikking, zij wordt tevens door
communicatie en transportmiddelen in de gelegenheid gesteld zelf
ervaringen met deze cultuur op te doen. Van direkte bemoeienis met
zenpraktijken is alleen in Foucaults geval sprake. Door vrienden als
Maurice Pinguet, die later een uitgebreide studie over praktijken rond
de rituele zelfmoord schrijft, wordt zijn blik wellicht gescherpt. De
bereisde Foucault staat in 1963 zelfs op de nominatie om als directeur
van het Institut culturel français in Tokyo te worden
benoemd. De aanstelling vindt uiteindelijk geen doorgang. Als hij in
april 1978 Japan bezoekt, onderwerpt hij zich voor een korte tijd aan
het Zazenonderricht van de Zenmeester Omori Sogen in de Seionji tempel
in Uenohara: "Wat me het meest interesseert, is het leven zelf in de
Zentempel, te weten de zen praktijk, zijn voorschriften en regels".
Foucaults biograaf Didier Eribon bevestigt dat "het zeker is dat
Foucault zich veel voor Japan interesseerde: als iemand die vragen
stelde bij de westerse rationaliteit en de grenzen daarvan, legde hij
uit, hoe het verval door deze beschaving kon worden vermeden, die in
dit opzicht een soort, moeilijk te ontcijferen raadsel vormde ". In het
artikel "Sur la sellette" (1975) in de Duitse vertaling krijgt het de
welsprekender titel "Die fröhliche Wissenschaft des Judos"
brengt Foucault disciplinerende machtswerkingen met de basisprincipes
van het judo in verband. In Histoire de la
sexualité I. La volonté de savoir
belicht hij de oosterse ars erotica, waarin zich
een andere relatie tussen de lust en de waarheid zou openbaren dan in
de westerse scientia sexualis het geval is. De
radicale breuk tussen Oost en West waarnaar in de inleiding van
Geschiedenis van de waanzin wordt verwezen blijkt in deze
vergelijkende opmerkingen minder radicaal dan aanvankelijk werd
gemeend.
De belangstelling voor de oosterse erotiek vinden we ook terug in de
libidinaaleconomische geschriften van Deleuze/Guattari en Lyotard. De
eersten verwijzen in Mille Plateaux, met name in
"Hoe een lichaam zonder organen te maken?" naar de taostische
filosofie, terwijl Lyotard, na eerst in Des dispositifs
pulsionnels over de semiotische aspecten van het Nospel te
hebben gesproken, in Économie libidinale
uitweidt over de relatie tussen Chinese erotische praktijken en de
dynamiek van het kapitalistische systeem. In de meest recente teksten
van Lyotard, Deleuze en Derrida duiken keer op keer verwijzingen op. Ze
komen zo regelmatig voor en zijn zo toegespitst, dat hun systematische
waarde haast niet veronachtzaamd kan worden.
Ik heb het vermoeden dat differentiedenkers, staande in een
neonietzscheaanse traditie, het radicale nihilisme, dat Nietzsche als
tijdsdiagnose presenteert, als levensstijl in sommige oosterse
praktijken herkennen. Hen lijkt met name de esthetische kwaliteit en
een specifieke eenheids en grenservaring te fascineren. Voorts vermoed
ik dat zij voor hun uit het structuralisme voortgekomen en met de
semiotiek verwante analyse van vertogen (al dan niet terecht
gerecipieerd als 'pre', 'proto', 'post', 'neo' of 'trans') te rade gaan
bij een oosterse denkwijze, waarin de uiterlijke vormen de
'betekenaren' veel positiever gewaardeerd worden dan in het Westen het
geval is. Misschien willen ze op deze manier in termen van een andere
cultuur een 'affirmatie' van de oppervlakkigheid en de onmiddellijkheid
verhelderen. Ik kan me in ieder geval niet aan de indruk onttrekken,
dat de recente waardering van de schijn in het Westen en het toenemend
belang dat aan de esthetiek wordt gehecht, op de een of andere manier
in hun verwijzingen zijn verdisconteerd.
Satori
en dood
Ze zullen in geen geval nagelaten hebben Barthes' befaamde essay over
Japan te lezen. In 1970 schrijft deze Het rijk der tekens ,
dat overigens is opgedragen aan Foucaults jeugdvriend Maurice Pinguet,
die op zijn beurt zijn boek over de zelfmoord in Japan zeer
toepasselijk aan Barthes opdraagt. Juist door Barthes' theoretische
terughoudendheid en zijn keuze voor een mengeling van fenomenologische
beschrijving en semiotische analyses, getuigt zijn tekst van een
vlijmscherpe blik op de esthetische grondslag van de Japanse cultuur:
"Waarom Japan? Omdat het het land van het schrift is: van alle landen
die de auteur heeft leren kennen, is Japan het land waar hij de werking
van de tekens het meest in overeenstemming met zijn eigen overtuigingen
en fantasma's heeft leren kennen”. In zijn beginopmerking
typeert Barthes de relatie tussen woord en beeld: "De tekst
becommentarieert de beelden niet. De beelden illustreren de tekst niet:
ieder op zich was voor mij slechts het beginpunt van een soort visuele
flikkering, misschien te vergelijken met het verlies aan betekenisn die
de Zen sator noemti..."
Verwijzingen naar de grenservaring bij uitstek van Zen, de satori,
keren in zijn andere werken regelmatig terug. Barthes verbindt deze nu
eens met de produktie dan weer met de receptie van de tekst. Zo
vergelijkt hij in Het plezier van de tekst in
navolging van Bataille het genot dat het lezen en het schrijven
oproepen met de satori ervaring: “Hijzelf staat buiten de
ruil, verzonken in het nonprofit, het mushotoku van
de Zen, zonder verlangen iets te veroveren behalve het perverse genot
van de woorden (maar het genot is nooit een buit; niets scheidt het van
de satori, van het verlies)”. Absolute
affirmatie van het genot heeft een tijdelijke desintegratie van het
bewustzijn tot gevolg. In één van zijn laatste
boeken De lichtende kamer (1980) over de fotografie
heet een paragraaf zelfs "Satori". Hier komt het receptieve aspect aan
bod. Het draait om de wijze waarop foto's de kijker beroeren. Daarin
onderscheidt Barthes twee momenten: het studium en
het punctum, om een bestudeerde blik en dat wat
deze verbreekt (of scandeert): " Het punctum van
een foto is dat toeval erin dat met doorboort, waardoor ik wordt
geraakt”. In deze context stelt hij dat dit in hem
“een kleine verschuiving teweeg had gebracht, een satori,
een flits van leegte”. Barthes verbindt deze punctualiteit
aan het Japanse literaire genre van de haiku: "Want
ook mwat de haiku noteert, is niet voor ontwikkeling vatbaar.: het
gegeven is totaal en schept niet het verlangen of zelfs maar de
mogelijkheid tot een retorische overdrijving. In beide gevallen zou men
kunnen, ja moeten spreken, van een bezielde bewegingsloosheid.
(…) Haiku nog Fot zetten aan tot dromerij”. Het is
dezelfde spanning die Barthes in het Notheater met zijn maskers en
rituele gebaren meent gewaar te worden.
3 Kunst: nihilisme en affirmatie
van de schijn
Zenervaring, ritueel handelen en esthetische perfectie veronderstellen
een andere relatie tussen de wereld der verschijnselen. In filosofische
zin wordt de relatie tussen schijn en zijn op geheel andere wijze
opgevat. Schijn wordt in oosterse begrippen als mâyâ
filosofisch gearticuleerd. In tegenstelling tot
het ontologische denken, eigen aan de westerse metafysisca, culmineren
oosterse denktradities in het primaat van de schijn: alles is mâyâ,
schijn en we kunnen slechts door de absolute affirmatie van de schijn
ervaringsmatig, dat wil zeggen: experimenteel greep op de 'waarheid'
krijgen. In de Japanse cultuur is de vorm de toegang bij uitstek: in de
radicale affirmatie ervan lost het intentionele subject op. Esthetiek
opent het zicht op een 'waarheid' en in de discipline, dat wil zeggen
de ritualisering van de handelingen, wordt ze 'beleefd'. In Lyotards
'affirmatieve esthetiek' wordt dit op semiotisch vlak doordacht. De
Japanse mushin of 'lege geest' blijkt de
'intentionele' kern van de daad. De dualiteit van lichaam en geest
veronachtzamend wordt er een 'omvattender' lichaam/geestconcept
aangeboden, dat onder andere met de term hara wordt
aangeduid. Deze opvatting van de noodzaak van de schijn als
werkelijkheid veronderstelt bovendien een andere logica dan onze nog
goeddeels aristotelische gefundeerde logica. Zen zou volgens Barthes
trachten nooit verstrikt te raken in de logica van : “dat is
A; dat is nietA; dat is zowel A als nietA en dat is noch A noch
nietA”. De 'logische' grondslag van een denken dat het Niets
voortdurend omcirkelt, laat zich cultuurfilosofisch op vele manieren
vertalen.
No-theater
Lyotard werpt in Des dispositifs pulsionnels weer
een ander licht op de relatie tussen het nietzscheaanse nihilisme en de
Zencultuur. In een nog geheel van nietzscheaanse
terminologieën doordrenkt vertoog presenteert hij de door de
14e eeuwse Japanse Notheoreticus Seami ontwikkelde theatertheorie als
een semiologie, als een tekenstructuur. De uitputtende categorisering
van de handelingen van de Nospeler, de plots en het publiek vat hij op
als een semiotiek. De 'uiterlijke' tekens verwijzen hier echter niet
naar een eenduidige, 'erachter' liggende werkelijkheid. Het is in de
volstrekte affirmatie ervan een werkelijkheid op zich: "... la fleur de
l'interprétation conçue comme
interprétation absolue, c'estàdire noninterprétation
..."(Lyotard 1973: 98). Het masker representeert niets. Het presenteert
zich als een totaal teken, dat "ils (de tekens, ho) fonctionnent comme
des transformateurs consommant des énergies naturelles et
sociales pour produire des affects de très haute
intensité"(Lyotard 1973: 98/99). Lyotard schrikt er niet
voor terug om hierin Nietzsches 'Wil tot Macht' in werking te zien.
Want "estce qu'il ne faudrait pas traduire nô
par puissance, Macht, might, au sens
nietzschéen, au même sens où Artaud
prend cruauté?"(Lyotard 1973: 98) Reeds
Nietzsche wees erop dat het boeddhisme een extreem nihilisme is.
Lyotard voegt eraan toe: "Ce qu'il y a d'extrême nihilisme
dans le bouddhisme pousse à son comble cette
sémiotique, faisant de tous ces signes de rien,
du rien qui est entre les signes ..."(Lyotard 1973:
98). De speler lost volledig op in de verschuiving. Lyotard presenteert
deze term evenals Freud in zijn Traumdeutung (1900)
als één van de werkingen van de droomarbeid.
Lacan herneemt deze metapsychologische categorie op structuralistische
wijze: "... que l'acteur est véritablement signe, signifiant
le pouvoir même de signifier, qui est écart et
vide: marionette"(Lyotard 1973: 98).
Zeami: om te begrijpen wat No is
“Vergeet het theater en aanschouw de No
Vergeet de No en aanschouw de acteur
Vergeet de acteur en aanschou het idee
Vergeet het idee en je zult inzien wat No is”
Verschil met differentiedenken
- geen oorspronkelijk eenheid/gemeenschap/harmonie
- individualisme op de loer
Niets,
leegte, lichtheid en dichtheid
Misschien dat differentiedenkers in de nihilistische Zencultuur een
affirmatiefcreatief denken gewaar worden, dat zij retorisch kunnen
inzetten om hun aanvankelijk negatiefkritische subjectkritiek positief
te toonzetten. Maar wordt daarin het door Nietzsche gedachte nihilisme
overwonnen? Suzuki wijdt in zijn Inleiding tot het
Zenboeddhisme een hoofdstuk aan de vraag "Is Zen
nihilistisch?". Hij betoogt dat er veelal sprake is van een verkeerde
interpretatie en komt tot de slotconclusie dat "Zen niet slechts
negatie is, die de geest absoluut zonder inhoud laat alsof hij volkomen
niets zou zijn, want dit zou intellectuele zelfmoord zijn. Er is in Zen
iets zelfbewusts, dat geen begrenzingen kent en niet in abstracties kan
worden beschreven, aangezien het vrij en absoluut is. Zen is niet als
een anorganisch rots of als een lege ruimte, Zen is een levende
werkelijkheid"(Suzuki 1975: 59). Dat deze conceptie een centrale rol
speelt mag geconcludeerd worden uit het feit dat het tevens de laatste
woorden van het boek zijn.(Deshimaru 1983: 145) Masao Abe zet in Zen
and Western Thought (1985) enkele kanttekeningen bij de
opvatting dat deze ervaring 'leeg' zou zijn. Vanuit experimenteel
perspectief wordt hier de hegeliaanse omslag van Niets naar Zijn tot
uitdrukking gebracht: "So I think that 'everything is empty' may be
more adequately rendered in this way: 'Everything is just as it is'
(...) Everything is different from everything else. And yet, while
everything and everyone retained their uniqueness and particularity,
they are free from conflict because they have no selfnature. This is
the meaning of the saying that everything is empty"(Abe 1985: 223).
Gegeven de kosmologische vooronderstellingen van deze zienswijze kan
door de affirmatie van de schijn, die tevens de affirmatie van het
absolute verschil of het singuliere is, uiteindelijk het geschil
verdwijnen. Dit inzicht zal door differentiedenkers niet worden
gedeeld, hoewel zij, zo zal ik in het laatste hoofdstuk betogen de
gedachte van een "hier en nu" op analoge wijze ontwikkelen. Dat deze
radicale visie een integraal aspect van het Japanse denken is, blijkt
hieruit, dat zij in alle sferen van de cultuur terugkeert. Niet alleen
in de chanoyu (theeceremonie) en het bloemschikken (ikebana), maar ook
in de budo, de martiale kunsten die onder de
kwalificatie "weg (do) van de krijger (bu)" een eigen traditie kent.
Taisen Deshimaru schrijft in Zen & Arts martiaux
(1983) onder de hoofdstuktitel 'Ici et maintenant': "U en ik, zij zijn
verschillend. Als men in zijn eigen leven een oplossing kan vinden,
leidt dit tot een impasse! Hier en nu, hoe scheppen we ons leven? Een
film rolt aan ons voorbij, als men hem stopt, wordt het beeld een
fixatie, onbewegelijk"(Deshimaru 1983: 31).
Ook westerlingen hebben getracht licht op deze relatie te werpen.
Pinguet maakt een vergelijking tussen het vermeende nihilisme van
Mishima en dat van Nietzsche: "Son acte (de rituele zelfmoord van
Mishima, ho) rapelle celui de Nogi (een beroemde krijger, ho), mais
d'un Nogi qui aurait beaucoup pratiqué Nietzsche et qui
tenterait de barrer le route au nihilisme que La
Volonté de puissance
dénonça"(Pinguet 1984: 272). Het nihilisme wordt
door Pinguet evenmin als laatste 'stadium' gezien. Ook hij maakt de
omslag van het Niets naar een volledig Zijn, zij het niet zoals Hegel
in begripsmatige zin, maar 'experimenteel' en compromisloos.
- Inhoudelijke overeenstemming:
- onmiddellijke ervaring
- levenspraktijk
- grens van de rationaliteit
Toen ik voor de vakantie, volkomen
groggy door een jaar filosofische conceptualiteit, mijn titel
doorbelde naar Studium Generale ging er iets mis. In plaats van
de hier aangegeven, op Kundera's boek gebaseerde titel De ondraaglijke
lichtheid van het bestaan wilde ik mijn voordracht de titel
meegeven: De ondraaglijke dichtheid van het bestaan. Achteraf
gezien maakt het eigenlijk niet zoveel uit: lichtheid en dichtheid
sluiten elkaar evenmin als geest en lichaam uit. Als verlichting
een tijdelijk opheffen van de afstand tussen subject en object,
tussen lichaam en geest, tussen het mijn en dijn inhoudt, dat
kan het evenzogoed opgevat worden als een in deze onmiddellijkheid
opgesloten verdichting.
|