WINTERVELD Als het angelsaksische idee over de aard van het zelfbewustzijn als een "ghost in the machine" enige zeggingskracht heeft, dan is het door de belichaming ervan door een van de grootste fysici die hedentendage de discussie over de wetten van ons heelal bepalen: de Britse geleerde Stephen Hawking. Volledig verlamd, als een Stelarc ingesnoerd in een met technologische apparaten behangen rolstoel, communiceert hij nog slechts via media. Zelfs zijn stem is kunstmatig. Als er een "ghost in the machine" is, dan is het wel Hawking. Het is dan ook niet verwonderlijk om, wanneer hij het heeft over het verschil tussen een reële en een imaginaire tijd, uit zijn electronische mond te vernemen dat "een wetenschappelijke theorie slechts een wiskundig model is dat wij opstellen om onze waarnemingen te beschrijven: het bestaat alleen in onze geest".(172) Hij wijst tegelijk op de noodzaak om voorstellingen te maken om de mathematische beschrijvingen tot onze aardse proporties terug te brengen. Hawking wijst op een fundamentele paradox die onze pogingen om een geünificeerde theorie over het heelal op te stellen begeleidt. Deze komt verkort op het volgende neer: wij, rationele wezens, menen over de vrijheid te beschikken een theorie over de wetten van het heelal op te stellen. Wij zijn echter zelf deel van dit heelal en worden dus door deze zelfde wetten beheerst.
"En op die manier" ik citeer nu Hawking "zou de theorie zelf de uitkomst bepalen van onze inspanning haar op
het spoor te komen! En waarom zou ze eigenlijk bepalen dat wij uit het materiaal dat we vinden ook de juiste
conclusies trekken? Zou ze niet evengoed kunnen bepalen dat we de verkeerde conclusies trekken? Of helemaal
geen conclusies?"(26)
Deze paradox, of beter: onvermijdelijke zelfondermijning of aporie, begeleidt iedere poging om een totaliteit of afgesloten eenheid te denken. In die zin onderscheidt Hawkings unificatietheorie zich in niets van Hegels dialectische systeem. Uiteindelijk is een unificatietheorie niet te rechtvaardigen vanuit een praktische noodzaak. Het hoeft onze overlevingskanszen niet te vergroten. En, voegt Hawkings er aan toe, "ze leidt misschien niet eens tot een verandering in onze manier van leven"(26). Ik zou ter inleiding even willen hegelen om een indicatie te geven van de status van mijn 'analyse'. Welk effect heeft de gedachte van de Big Crunch of van de hittedood op ons individuele of collectieve bewustzijn? Gaat er een bedreiging vanuit, vergelijkbaar met die van de gedachte aan de Dag des Oordeels? En is de gedachte zo overrompelend, dat ze de verdringing voorbij is, maar ze ons juist fascineert? Trekt ze ons aan, zoals een zwart gat het licht opslurpt? Tart deze mathematische extrapolatie, deze cijfermatige noodzakelijkheid iedere verbeelding? Is dat de reden waarom we er onze ongebreidelde fantasie lustig op los kunnen laten? Maar schieten woorden niet tekort als we proberen deze gebeurtenis te beschrijven? Is het nog wel een gebeurtenis, deze singulariteit? Is deze niet reeds voorbij de tijd die de gebeurtenis nog vooronderstelt? Wat is de status van de beeldspraak die deze mathematische en fysische extrapolatie noodzakelijkerwijs hoe zouden we er anders over kunnen spreken? moet begeleiden? Aan welke fysieke of existentiële ervaringen wordt er geappelleerd als we over 'uitdijende' en 'inkrimpende' universa, over 'zwarte gaten' of over de 'Big Bang' of 'Big Crunch' spreken? Wat betekent het om over het bestaan van iets te spreken dat slechts in zijn uitwerkingen, in zijn effecten te kennen is? En dan bovendien nog slechts inzoverre deze door een arsenaal van technologische bemiddelingen, door uiterst complex gestructureerde apparaturen, kunnen worden geregistreerd? Volgt de cultuur de wetten van de natuur? Richt het denken en het zelfbewustzijn zich naar de wetten van de natuur? Anders gezegd: laten hun bewegingsmechanismen zich in natuurwetenschappelijke termen ontleden en duiden? Als dat niet zo is, waar praten we dan over? Maar als ze zich er wel naar voegen dan verbleekt dit verhaal toch in het licht van dat van de hittedood? Of biedt het troost? Vermaak wellicht? Hoe we het ook bekijken, het levert slechts paradoxale antwoorden op. De uiterste consequenties van zijn wetenschappelijke arbeid, meent Hawking verderop in de tekst, heeft daaromn meer het karakter van een voorstel. In zijn eigen woorden: "Zoals iedere andere wetenschappelijke theorie kan ze aanvankelijk naar voren worden gebracht om esthetische of metafysische redenen, maar ze kan pas echt worden getoetst wanneer blijkt dat de voorspellingen overeenkomen met de waarnemingen. In het geval van de quantumgravitatie valt dit echter om twee redenen moeilijk te bepalen"(169). Vervolgens noemt hij de redenen, maar die zijn voor mijn betoog niet van belang. Belangrijker is de gedachte dat de theorie uiteindelijk terug moet vallen op cerebrale composities die aan esthetische criteria beantwoord. Wat u te horen krijgt, is geen lichte stof. Misschien omdat de poging van de wetenschap om de grenzen van ons universum af te bakenen, gelijk staat met de pogingen van de filosofie om al denkend haar denkmogelijkheden uit te putten. Mijn betoog valt in twee delen uiteen. Het eerste deel gaat over verhitting, het tweede over afkoeling. I. Zon Laten we maar weer eens uitgaan van de tweede wet van de thermodynamica aangaande entropie of mate van wanorde van een systeem. Deze neemt toe naarmate er minder energie in wordt gestoken om het op orde te houden. De geïnvesteerde energie komt bovendien nimmer terug, wat ertoe leidt dat het systeem, in dit geval een heelal of universum uitdooft. Deze hittedood is dus niet zozeer een dood door hitte alswel de dood van de hitte die alles wat het beroerde leven schonk of verzengde. De afkoeling van de hitte, het uitdoven van de zon. Wat is voor de filosofie de gasvormige bol die zij zon noemen en hoe zou deze geleidelijk aan afkoelen en uitdoven? En in welke aggregatietoestand bevinden we ons?
0. aggregatie van het denken Het licht, waarop de filosofie zich al millenia lang doodstaart, als was ze een hindoeistische yogi op zoek naar verlichting, kent dit vuur als zijn levende kern? De tarak, een meditatietechniek van yogi uit allerlei stromingen, is erop gericht de zon te veriinerlijken. Soms met de zwarte doek op het hoofd. Hoewel ze blind worden, absorberen ze de energie en transformeren ze hun lichaam: een diamentenlichaam in termen van de hathayoga en tantrisme. Maar kan de mens werkelijk deze ultieme verlichting verdragen? Of is hij er slechts op uit kleine schokjes te verzamelen? Gaat het denken niet uitsluitend lichtjes op? Is de waarheid niet eerder een sterrehemel dan een zon?
1. techniek: vuur en verlichting Volgens Herodotus zou aan de westerse grenzen van de wereld een rivier liggen die door de barbaren de Eridanos wordt genoemd. Uit deze rivier, die uitmondt in de noordelijke zee, zou het barnsteen afkomstig zijn. Even daarvoor heeft Herodotus van de zuidelijke landen van de wereld Arabie eveneens vanuit de rijkdommen die het voorbrengt, besproken. Dat is naast wierook. mirre, kasia en kaneel ook ledanon, dat hars van de Cistud cyprius is. De naam van dit welriekende hars komt terug in het laudanum: de opiumtinctuur. Dit verdovingsmiddel werd door de alchemist Paracelsus ontdenkt. Het is dezelfde Paracelsus die de steen der wijzen zocht en zijn leven wijdde aan de omzetting van lood in goud. Dat het Griekse 'elektron' een aan Lydië toegeschreven legering van goud en zilver was en het tevens de Griekse vertaling van 'barnsteen', zullen we maar even anachronistisch zeggen, kan geen toeval zijn: barnsteen is uiteindendelijkde sleutel tot het licht gebleken. Die simpele daad van een willekeurig Grieks wezen dat ooit duizenden jaren geleden met de huid van een enkele maanden daarvoor geslacht beest een stuk barnsteen oppoetste, heeft ongekende gevolgen gehad. Dat het Griekse 'elektor', het grondwoord van elektron, voor 'stralend' staat, en het in de Griekse lyriek voor "de stralende zon' en "het vuur als element" is gaan staan, mag evenmin onze verbazing wekken. Alles wijst erop dat de essentiële werking van de zon en het vuur zich uiteindelijk als electriciteit zou openbaren. Of om het in een andere metafoor te duiden: Herkleitos stroom blijkt uiteindelijk electrische stroom te zijn. Nadat Gilbert in de 16e eeuw heeft aangetoond, dat allerlei andere stoffen de vreemde aantrekkingskracht van barnsteen bezitten en in de loop van de 18e eeuw verschillende reacties zijn gerubriceerd, begint tegen het eind van de 18e eeuw met het idee dat stoffen elkaar op afstand beïnvloeden de zogenaamde actio in distans de ethertheorie aan invloed in te boeten. Het idee dat er eerder sprake is van een elektrisch veld vormt de aanzet tot de electronentheorie die in de 19e eeuw het uitgangspunt is voor met name de experimenten van de echte held van de verlichting: Thomas Alva Edison (18471931). Niet alleen betekenen zijn dynamomachines een doorbraak in de mogelijkheden om aandrijvingsmechanisme, met zijn ontdekking van de gloeilamp en ontwikkeling van batterij telefoon en telegraaf voert hij de prometheïsche overmoed tot zijn ultieme hoogtepunt: het licht wordt de grondslag voor de immense snelheid waarmee informatie en mensen nadien rond de globe zullen worden getransporteerd. Maar gaat in de totale transparantie het licht niet uit? Valt dat niet samen met het olstrekte duister? Maar het licht gaat niet uit omdat het donker wordt, maar integendeel omdat het lichter is dan licht en door deze helderheid de verschillen oplossen. Het licht gaat uit. Exit verlichting.
2. kennis: verheldering en verlichting Voor Plato is vuur echter een representatie van het 'echte' vuur: de zon. In zijn grotmetafoor toont hij aan hoe de mens kennis vergaart en hoe hij door de schijn bedrogen wordt. Ten tijde van Plato we bevinden ons nu in de vierde eeuw voor Christus in de Griekse stadstaat Athene heeft de mythe zijn zeggingskracht verloren. Voor het gemak nemen we maar aan dat de mythe geen werkelijkheid zijn. De ervaring die een dergelijk bewustzijn moet hebben zou jniettemin wel eens door kunne werken in de beeldspraken en de allegorieën die gebruikt worden om het menselijke vermogen om kennis van het wezen der dingen te krijgen, te duiden. Voor Plato betreft het hoogste inzicht dat de mens kan bereiken niet zozeer ware kennis alswel de idee dat deze ware kennis fundeert: de idee van het Goede. Om de rol en de positie van deze idee te verhelderen grijpt hij terug op het mythische denken. Hij gebruikt de beeldspraak van de zon. Het goede laat immers geen formele aanlyse toe. Het kan hoogstens in een analogie worden verduidelijkt. Voor de mens om te zien en voor de dingen om gezien te worden, meent Socrates in zijn gesprek met Glauco, een van de door Plato in zijn dialogen voorgebakken onbenullen, is licht vereist. Licht van de zon, di als het ware aan de top van een pyramide staat, maakt dat het oog kan zien.(508b) Op analoge wijze vervult de idee van het goede zijn rol ten aanzien van het verstand en de objecten van het verstand. Even verder in deze dialoog De Staat gaat Socrates dieper in op de wijze waarop de mens tot kennis komt. Ook nu doet hij dit weer met een beeldspraak: de beroemde allegorie van de Grot. Voor het gemak heb ik er, geheel in overeenstemming met de Tijdsgeest, maar een sheet van gemaakt. sheet) Het vuur, uiteindelijk de Zon, is de bron vanwaaruit en het medium waarin kennis mogelijk is. De transparantie van kenproces is, om maar eens een hedendaagse en opportuun beeld te gebruiken, is als deze overhead projector: wat u op het scherm waarneemt, is slechts mogelijk door de lichtbron van de projector. (ik gebruik even een sheet, zodat we tegelijkertijd een andere metafoor mee kunnen pikken: de overheadprojector als een postmoderne variant van Plato's grotmetafoor. Het leuke is alleen dat de sheet transparant is en deze juist niet geprojecteerd wordt. De sheet is de onzichtbare drager van dat wat wordt geprojecteerd. Bestaat ze, de ideale sheet, vliesdun en smetteloos transparant? Of kun je dat pas zeggen als je haar met je hand voelt, als je haar beroert? Staan we meer op een tactiele dan op een visuele manier in contact met het onzichtbare fundament?)
3. ethiek: onthechting, verheffing en verlichting Warmte is beweging. Hoe sneller moleculen bewegen hoe vluchtiger de stof wordt. Met deze grondgedachte wordt de overgang naar een derde betekenis van licht of verlichting mogelijk: de onthechting van de materie, de verlichting in materiële zin van het woord. Snelheid heeft dan ook alles met verlichting te maken. Wat tevens betekent dat de huidige snelheid waarmee informatie en individuen worden getransporteerd, onlosmakelijk verbonden is onze ervaring van het licht. II. Afkoeling Tot nu toe heb ik het alleen gehad over verlichting en versnelling. Het onderwerp van deze avond is echter afkoeling en dus in mijn analyse per implicatie: verduistering en verzwaring. Laten we terugkeren naar Herakleitos: de strijd is de vader der dingen. Ongecontroleerd, willekeurig geweld is voor iedere gemeenschap een probleem. Geweld is een gegeven, maar de kanalisering en legitimering ervan lijkt de politieke opgave bij uitstek. Je zou kunnen zeggen dat geweld de hitte is die getemperd moet worden. En dit geweld zou zich kunnen uiten als hartstocht: het in vuur en vlam raken kan slechts op gereguleerde wijze worden beleefd. Zodra de vlam in de pan slaat worden er allerlei mechanismen in gang gezet om de betrokkenen af te koelen. De zon laat zich niet in zijn volheid aanschouwen. Dat mag ondertussen duidelijk zijn geworden. De mythe getuigt van de noodzaak de blik of af te wenden of af te schermen. De filosofie heeft deze ervaring gestitutionaliseerd in de grotmetafoor: de schijn is bij Plato weliswaar nog te ontmaskeren, maar toch is het niet de zon, maar het vuur dat de beelden op de wand genereert. Wat in feite met de werking van de zon geassocieerd wordt is een ambivalente ervaring: de zon schenkt met zijn warme gloed leven, maar door zijn verzengende hitte doodt het uiteindelijk alles. Gepaste afstand is het sleutelwoord. Of in ethische zin: respect, het van een afstand bekijken, terugblikken.
1. Rituelen ter afkoeling en als bescherming Als Semele sterft, baart zij Dionysios, de god van de drank, waanzin en extase. Het is deze extase en het daarin vrijkomende geweld, in de hartstochtelijke passie en in het lijden dat door het offer wordt geproduceerd, dat de verhitting zich toont. Geweld is in die zin een uitdrukking van de oertoestand. Of zoals Herakleitos het stelt: de strijd is de vader der dingen. De vurige hartstocht moet getemperd worden. De energie die daarin vrijkomt, is niet nuttig maar wordt slechts omwille van zichzelf verspild. Erotiek is geen op reproduktie gerichte sexualiteit, geen rationele pathos. De energie die vrijkomt, wordt niet rationeel geherinvesteerd. Het exces streeft geen zelfbehoud na, maar zelfverlies. Zo blijkt het ritueel in die zin een aggregaat waarbinnen verhitting en verkoeling op gereguleerde wijze in elkaar overgaan. Slechts in het ritueel kan, zo zouden we woorden van Georges Bataille kunnen stellen, "het subject op zijn kookpunt raken". Binnen een rituele setting kan het leven tijdelijk in een stroomversnelling raken. Als we vanuit deze invalshoek over de afkoeling van de cultuur spreken, ligt het voor de hand de geleidelijke rationalisering van de cultuur als een afkoeling te interpreteren. Zodra rituelen vervangen worden door institutionele, bureaucratische procedures wordt het geweld dat binnen het ritueel nog tot uitbarsting kon komen nog verder geneutraliseerd. Aan het eind van de vorige eeuw tekenen zich de contouren af van dat wat zich enkele decennia later als structuralisme, systeemtheorie en tne slotte cybernetica zal aandienen. Deze zelforganiserende systemen zijn in die zin door en door rationeel dat zij trachten iedere vrijgekomen energie te herinvesteren. Dit zou, theoretisch gezien tot een evenwichtstoestand moeten leiden, waarin de beweging tot stilstand komt. Is deze verzadigingstoestand vergelijkbaar mnet de hittedood? Jean Baudrillard lijkt een dergelijke gedachtengang te ontwikkelen in zijn analyse van de huidige mediamaatschappij.
2. beeldscherm als bescherming Maar ik wil uw aandacht op een andere beeldbescherming richten: de cyberspacehype waarin iedere weerstand lijkt te zijn opgelost in de extase van de informatie en communicatie. De snelheid waarmee informatie getransporteerd wordt, maakt dat de communicatie lichter is geworden dan licht, dat wil zeggen transparant. In het exces van de informatie wordt iedere oppositie vernietigd, zoals in het exces van de sexualiteit iedere vorm van sex verdwijnt. Transsexualiteit, noemt Baudrillard dit. Het voorvoegsdel 'trans' duidt op het verdwijnen in de alomtegenwoordigheid. Daar niets buiten schot blijft, wordt iedere mogelijke weerstand vernietigd.
Licht van binnen uit: Hoe koel is dit licht? Wat is de relatie tussen dit licht en de beelden? Wat is de bron van het innerlijke licht dat koel van de beeldschermen gloeit? Staart de yuppi naar zijn beeldscherm zoals de yogi in de zon staart? Hoe komen we achter het beeldscherm? Baudrillard meent op grond van zijn overwegingen te moten concluderen dat de Golfoorlog nooit heeft plaatsgevonden. Of anders gesteld: dat de mediamatische registratie de Golfoorlog was en niets meer. Dit zou een mediamatische variant van de hittedood kunnen worden genoemd: er is geen reflectie meer, geen weerstand, geen oppositie, uiteindelijk geen verschil, maar volstrekte indifferentie, onverschilligheid. |