GRAFISCHE VORMGEVING
Informering van de openbare en publieke ruimte
Kunnen we, na de val van de Muur en de overdracht van Hong Kong aan
Rood China, nog idealistsich zijn? Is het wiel nog één keer uitvinden?
Laat een zeker optimisme zich aanwenden om een artistieke discipline
dat grafisch vormgeving tot op zekere hoogte is geworden een minder
commerciële of dienstbare, meer autonome taak toe te dichten? En als
dat nog mogelijk is in een wereld die bol staat van het pragmatisme,
in een wereld waarin tegenstellingen steeds meer opgaan in een pragmatisch
model dat output en performativiteit voorop stelt, wat voor inhoud
heeft dit idealisme dan? Gaat het daarbij om idealen of om ideeën,
en in het laatste geval: om grootschalige maatschappijhervormende
ideeën of om artistieke ideeën die in hun doorwerking een andere dan
de gegeven socialiteit mobiliseren? Want laten we eerlijk zijn, als
de architectuur altijd al een van de belangrijkste componenten van
de grafische vormgeving is geweest en het medium van de architectuur
niet zozeer materie en ruimte is, maar voor alles socialiteit het
scheppen van mobiele sociale relatie in de prive of openbare ruimte
op wat voor socialiteit richt de grafische vormgeving zich dan nog?
Is haar activiteit volledig ondergeschikt aan de overheid of het bedrijfleven
die ieder hun eigen socialiteit kennen of heeft ze nog mogelijkheden
een andere socialiteit te toonzetten of te viseren? Hoe communiceert
ze deze socialiteit?
Boeken als kathedralen, kalenders voor bedrijven waarvan de gebouwen
door architecten zijn ontworpen, affiches om te verzamelen of om reclame
te maken, letterontwerpen (Sjoerd de Roos/Jan van Krimpen) of de bedrijfsstijl
van overheidsinstellingen (PTT en Van Royen)
Multidisciplinariteit
Door ontwikkelingen in de kunstwereld rond 1917 wordt de typografie
meegevoerd in een internationalisering nie na WOI pas goed tot zijn
recht komt in bladen als De Stijl en Wendingen. Het is Dada wat voor
Van Doesburg en Vilmos Huszar de benodigde middelen aanreikt. Pas
na de WOII wordt grafische vormgeving een aparte discipline met een
specifieke opleiding.Voor WO II werd zij vooral door kunstenaars,
architecten en typografen bedreven. Aan de wieg van de discipline
staan kunstenaars als Jan Toorop, Theo van Hoytema (tekenaar, illustrator
en lithograaf), R.N. Roland Holst, de anarchist Chris Lebeau, Van
Doesburg, Bart van der Leck en architecten als Berlage, De Bazel en
Lauweriks. Bij de laatsten is de aanzet van de 'design'cultuur die
nu de (binnen)huisarchitectuur beheerst te vinden. Als kunstnijverheid
had grafsiche vormgeving een meer ambachtelijke status die samenhing
met de invloed van de drukkers (Hendrik Nicolaas Werkman) en zetters
die zelf lettertypen ontwikkelden. Boeken worden aanvankelijk ontworpen
als gebouwen. Een constitutieve tegenstelling die tot in de jaren
twintig doorwerkt en nog steeds is terug te vinden is die tussen versierende
en rationele vormgeving. Grofweg werd de eerste door beeldend kunstenaars,
de tweede door architecten geinspireerd. GV wordt geleidelijk aan
steeds meer opgenomen in andere disciplines en neemt zelf disciplines
op, vooral de beeldende kunst en de fotografie, terwijl de laatste
decennia de computer steeds meer mogelijk maakt. Door de belettering
van de openbare ruimte wordt het uiteindelijk driedimensionaal en
keert het via een omweg terug tot het medium waarin het aanvankelijk
opkwam: de architectuur van de urbane ruimte. Multidisciplinariteit
is een van de meest op de voorgrond tredende karakteristieken van
de grafische vormgeving.
Mediumspecifieke ervaring
Bestaat er een ervaring van een grafisch beeld al dan niet driedimensionaal
die alleen door dit medium kan worden geproduceerd? Is er in het ontwerpproces
een ervaring die zich onderscheid van een soortgelijk proces dat zich
bij andere kunstenaars voordoet? Is er bijvoorbeeld een ruimtelijke
ervaring binnen het medium die zich onderscheidt van zowel de beeldende
kunst als van de architectuur, haar stiefouders? En als deze ervaring
zowel op het productievlak als op het receptievlak bestaat, hoe brengen
we deze dan onder woorden? Welke concepten gebruiken we daarvoor?
Lenen we die van andere disciplines of is er een eigen vocabulaire?
Is er sprake van conceptontwikkleing binnen de gv?
Conceptualiteit en filosofische thematiek
Aan het eind van de vorige eeuw zien we vooral de invloed van noeit
westerse religies en esoterische gemeenschappen zoals de theosofie
door werken in de typografie van Toorop, Berlage, De Bazel en Lauweriks.
De invloed van de laatste op Theo van Doesburg is expliciet. De relatie
tussen geest en materie staat daarbij centraal. Welke concepten worden
er in de gv gebruikt om haar een plaats onder in cultuurpolitieke
praktijken te geven? Ik onderscheid de kennis die het vak zelf vereist
van deze conceptualiteit. De conceptanalyse die deel is van het ontwerpproces
richt zich doorgaans op formele en inhoudelijke aspecten van het te
ontwerpen product. Het vak vereist deze technische kennis die voortgekomen
is uit een lange traditie die uiteindelijk geworteld is in een gildesysteem.
Het meestergezel denken is vrijwel moeiteloos in de gv terug te vinden.
Deze nijverheid aspecten laat ik even ter zijde om me geheel te concentreren
op de inbedding van de producten in een maatschappelijke dynamiek
waarin naast de economie tevens cultuurhistorische structuren door
de politiek verdisconteerd worden om het reilen en zeilen van alledag
te reguleren. Anders gezegd: wat zijn de grote ideeën die een concreet
vak als grafische vormgeving in de loop van haar korte geschiedenis
ik traceer haar wortels op conventionele wijze aan het eind van de
vorige eeuw begeesterd hebben? Architectuur en beeldende kunst hebben
in deze conceptualiteit hun sporen nagelaten.
Primaat van de receptie
De grafische vormgeving is gericht op de gebruiker. Haar eerste taak
is communicatie, daarna pas verfraaiing. Ten minste, volgens de functionalisten.
Zij moet overtuigen en misschien zelfs wel verleiden. Zij heeft dus
allereerst een sociaalpolitieke, dan pas een artistiek esthetische
functie. Zij moet het gedrag van de kijker, de consument, de lezer
zo beïnvloeden dat deze zich iets bewust wordt en zich anders gaat
gedragen of zo verleid wordt dat het het product consumeert. Op een
subtieler niveau wordt er aan de esthetische ervaring van de recipient
geappelleerd, waardoor naast de voor de hand liggende functionele
ervaring een tekst: boek of bewegwijzering is hierbij niet van belang
nog anderen worden toegevoegd. Deze kan zo sterk verbonden met de
inhoud verbonden zijn dat vorm en inhoud elkaar versterken. Het is
ook mogelijk dat in de vorm iets wordt medegedeeld dat door het medium
zelf niet kan worden uitgedrukt (hoe beschrijf je het zwijgen?) Kortom,
gv is erop gericht het gedrag van zijn recipienten te beinvloeden.
Functioneel of esthetisch, op het niveau van het bewustzijn of louter
op dat van het lichaam, om nog maar eens een traditionele scheiding
van stal te halen.
Historische gezien komt dit op het volgende neer. Dit principe werd
al snel door de Nederlandse Oliefabriek ontdekt. Toorops slaolieontwerp
is de eerste in een lange rij ontwerpen. Het is vanuit recepetieesthetisch
oogpunt een van de meest expliciete artistieke disciplines die de
reactie van de kijker centraal stelt. Dit varieert van culturele overdracht
via politieke stellingname tot commerciele reclame. De bedrijfsstijl
vindt onder invloed van de Amerikanisering na WO II ingang en de overheid
wordt een van de grootste opdrachtgevers. Hoewel reclame en grafische
vormgeving aanvankelijk strikt gescheiden werden er bestonden tot
voor kort twee vakbonden loopt dit steeds meer in elkaar over. De
tegenstelling functionalisten experimentelen is bepalend voor de ideologische
waardering van het werk.
Het vak zou een theoretische basis ontberen. Zo er een geformuleerd
kan worden dan zal deze zich moeten verstaan met het maatschappelijk
engagement dat eigen lijkt aan haar geschiedenis die van de jaren
twintig (strijd tegen fascisme en voor socialisme) over de jaren zestig
(Provo) tot in de jaren tachtig doorwerkt.
Maar welke concepten laten zich uit de al dan niet kritische arbeid
van de gv distilleren?
Zodra een opdracht aanvaard wordt,lijkt het mij de eerste taak van
de vormgever om zijn opdrachtgever op andere gedachten te brengen.
Dit doet hij vooral door een samanhangend vormconcept te ontvouwen
waarin de (bedrijfs)logica en het (bedrijfs)concept van de opdrachtgever
verdisconteerd zijn. Achter dit vormconcept zitten vanzelfsprekend
allerlei inhoudelijke overwegingen die te maken hebben met het mensbeeld
dat de vormgever al dan niet expliciet heeft: hij moet immers de gebruiker
in zijn gedrag beïnvloeden wat veronderstelt dat hij of zij moet inschatten
hoe grafische beelden het bewustzijn en uiteindelijk het gedrag sturen.
Gemeenschapskunst en Gesamtkunstwerk
Op de wereldtentoonstelling van 1851 wordt de behoefte om te breken
met allerlei imitaties duidelijk. Aan het eind van de eeuw klinkt
de roep om het nieuwe en het jonge steeds luider op en krijgt bovendien
het idee van een Gesamtkunstwerk in met name de Brusselse XX en de
Wiener Werkstatte vorm en inhoud. Ook de engelse Arts & Crafts
movement en het werk van Morris en Crane doet zich gelden. Art Nouveau,
Nieuwe Kunst streeft naar een 'versiering' van de samenleving. In
Nederland zijn het vooral kunstenaars, architecten en drukkers die
zich op deze 'informering' van de samenleving werpen. Het Gesamtkunstwerk
neemt allerlei vormen aan, maar het is de individualistische Dadaeske
invulling van Met name Kurt Schwitters die de relatie tussen letter,
woord en beeld nieuwe impulsen geeft. Een blad als Mécano ook van
Van Doesburg onder pseudoniem van I.K.Bonset is daar een uitdrukking
van. De Nieuwe Typografie wordt als stroming gedragen door Schwitters,
Moholy Nagy, Piet Zwart en Karl Teige. Schwitters maakt in 1923 samen
met de Van Doesburgs een tournee door Nederland. Bonsets klankdichten
verbindt Mallarme met Artaud en naoorlogse klankdichtexperimenten.
Ook daarbij is de typografie dooslaggevend.
Utopisme
H.Th. Wijdeveld is een architect van de Amsterdamse school wiens utpoische
projecten te vergelijken zijn met die van Ledoux en Max Taut. Hij
bouwt letters uit lijnen en blokken en werkt mee met Wendingen.
Eigenlijk zouden we eerste en aantal gemoedsgesteldheden moeten afbakenen:
romantisch, utopisch, idealistisch.
Het utopisme steunt op een duidelijke mensvisie die in de eerste helft
van de 20e eeuw overheerst wordt door de gedachte van technologie
en rationaliteit. Functionalisme is slechts een uitdrukking van deze
houding.
Politiek
De betrokkenheid bij cultuur en samenleving is in Nederland altijd
groot geweest. Zeker in de jaren twintig wordt het socialisme en een
soort Gemeenschapskunst door veel typografen, kunstenaars en architecten
nagestreefd. Naast de boektypografen vormt zich dan ook een grotere
groep politiek betrokkenen die de grafische vormgeving als uitdrukkingmiddel
van Gemeenschapskunst opvat.
Wat is een politiek correct grafisch beeld?
Wat maakt de integriteit van een grafisch beeld uit? Een samenhangende
conceptualiteit, een existentiële praktijk, een gemeenschapservaring,
een communicatiegemeenschap?
De relatie tussen kunst en politiek bergt een precair evenwicht in
zich dat, zoals Walter Benjamin reeds in de dertiger jaren aangaf
in zijn .., snel door kan slaaan naar totalitarisme. (.) Laten we
deze relatie eens in andere termen formuleren: als een relatie tussen
ethiek (poltiek) en esthetiek (kunst). Toegespitst op de gv kan binnen
dit spanningsveld het werk van hedendaagse vormgevers worden gesitueerd.
De een legt meer het accent op de vorm en stelt zich tot taak het
bedrijf waarvoor hij of zij werkt zo adequaat mogelijk in beeld te
brengen, terwijl de ander zijn ontwerpen meer richt op kennis of culturele
overdracht, met ald uiterste grens de politieke propaganda. In de
eerste groep horen vormgevers als Crouwel en Dumbar thuis, in de tweede
wellicht ... Terwijl Kisman, Beeker en Sergers zich in een diffuus
middengebied ophouden. Werken voor de overheid heeft altijds een meerwaarde
gehad, omdat de culturele en politieke dimensie altijd al verdisconteerd
was. Dwars door deze indeling heen kan bovendien nog een verdeling
gemaakt worden in meer of minder autonome, respectievelijk toegepaste
vormgevers.
Zo ontstaat een grafisch beeld waarbinnen u zichzelf kunt situeren:
|