Het is mij zowel een eer als een genoegen enkele marginale opmerkingen te mogen maken bij de produkten, die aan de reflexieve verbeeldingskracht van de deelnemers aan de Cimedartprijsvraag zijn ontsproten. 0. In de paneldiscussie, die zo dadelijk zal aanvangen, staat de volgende vraag centraal: "wat vind ik belangrijk voor het schrijven van een essay?" Zonder een voorschot op deze discussie te nemen wil ik als aanzet iets zeggen over de toon en de intentie van een essay. Een essay lijkt mij in eerste en laatste instantie een poging, maar zeker geen probeerseltje. In een essay wordt de proef op de som genomen. Een enkele gedachte wordt zorgvuldig beproefd en geproefd. Het resultaat vormt niet alleen een academisch doortimmerd, maar vooral ook een smaakvol geheel. In het filosofische essay nadert de filosofie de literatuur. Dat wat door Plato te vuur en te zwaard werd bestreden de retoriek van de sofisten maakt geschiedenis als het essay, een genre dat met name bij Montaigne zijn meest karakteristieke aanzet vindt. De proef op de som is tevens een smaakvol proeven van de woordenen de wendingen van de zin. Misschien is een essay vooral een poging het letterlijk kunstmatige gehalte van het filosoferen dat stiefkind van de metafysica in positieve zin te toonzetten. Maar het essay kan ook een beproeving zijn. Het is dan naast een bewijsvoering en een proeven in esthetisch zin tevens een doorstaan van het denken. Misschien dan niet in existentiële zin, maar dan toch minstens als een beproeving van het denken zelf. Daartoe wordt soms een schrijfstijl gehanteerd, waarin dat wat ogenschijnlijk objectief beschreven wordt, tegelijkertijd als een verontrustende ervaring bij de lezer wordt opgeroepen. Het essay wordt zo ook voor de lezer een beproeving, als een gedachte die de lezer in beroering brengt. Een essay kan daarom nooit conclusief zijn. Het heeft een tentatieve karakter. En het nodigt uit het beschrevene te doordenken en vervolgens door te denken. Misschien is daarom een essay naast een inhoudelijkargumentatief betoog vooral ook een toonzetting: het stemt tot nadenken. 1. Stemming maken is geen probleem, maar hoe beoordeel je een stemming, hoe waardeer je een toonzetting? Nietzsche merkt in Jenseits von Gut und Bose op dat objectiviteit niet bestaat of het zou de resultante moeten zijn van zoveel mogelijk perspectieven. De vraag van de organisatie aan de afzonderlijke juryleden om op objectieve wijze, dat wil zeggen onafhankelijk van persoonlijke voorkeuren, de ingestuurde essays te beoordelen, kwam op mij dan ook enigszins onrealistisch over. Echter, door de selectie van de juryleden uit verschillende disciplines en politiek correct: van verschillende geslachten met ieder hun specifieke voorkeuren werd niettemin indirect aan de eis van objectiviteit voldaan. Niet alleen bevindt zich onder hen een professionele recensent in de persoon van Reinjan Mulder, en een gevierd auteur als Desanne van Brederode, onder de uitgenodigde filosofen is er voldoende flexibiliteit aanwezig: Liesbeth van Harmelen houdt zich bezig met Adorno's muziektheorie, Annemie Halsema orienteert zich op de ecriture feminine van met name Luce Irigaray, Martin Stokhof is een vooraanstaand taalfilosoof met een bijzondere belangstelling voor logica, terwijl ik mij voornamelijk beweeg binnen het niemandsland tussen filosofie en kunst, daarbij ondersteund door de werken van franse differentiedenkers als Derrida, Lyotard, Foucault en Deleuze. 2. Beoordelen vooronderstelt op z'n minst een expliciet set van criteria die door de verschillende beoordelaars zou moeten worden gedeeld: inhoud, stijl, originaliteit, argumentatie en structuur. Wat we onder ogen hebben gekregen varieert van een literairessayistische impressies van een geprangd gemoed via expliciet filosofischpolemische uitgewerkte kritiek tot filosofisch georienteerde fictie. Sommige schrijvers nemen een (auto)biografisch, anderen een cultuurhistorisch of cultuurfilosofisch perspectief in. Een enkeling schuift aan bij een maatschappelijke discussie. Dergelijke academische indelingen zijn vanzelfsprekend volstrekt ontoereikend om de diversiteit van de inzendingen recht te doen. Laten we zeggen dat de gemeenschappelijke noemer een filosofisch georienteerde reflexiviteit is. Deze specifieke reflexiviteit heeft in ieder geval mij in staat gesteld om me een oordeel over de verschillende essays aan te meten. |