Het onbegrip en
de fascinatie van het Westen voor Japan
(Gepubliceerd als interview
door Erwin van der Zande in: Wave,1995)
|
Toyotisme, manga,
Sony, budo, yen, noem maar op. Langzamerhand is de Japanse cultuur
steeds dieper in onze samenleving gekropen. Maar wat weten wij westerlingen
nu eigenlijk van deze grootmacht? Om te voorkomen dat de Japanner
voor ons niets meer is dan een wandelend fototoestel probeert cultuurfilosoof
Henk Oosterling van de Erasmus Universiteit Rotterdam onze merkwaardige
relatie met het land van de Rijzende Zon van enige inzichtelijkheid
te voorzien.
Japan is voor ons
een land vol vreemde contrasten. Bij Japan doemen beelden op van verschijnselen
en fenomenen waarbij wij moeite hebben ze onder één
noemer te plaatsen. Naast serene tempels verrijzen blinkende wolkenkrabbers.
Een punker die, wanneer hij een tempel passeert, snel zijn Namu-Amida-Butsu
schietgebedje doet. Een mogelijke verklaring voor zo'n parallelle
samenleving is de geforceerde assimilatie die de Japanners hebben
moeten doorstaan na de Tweede Wereldoorlog. In 1946 werd Japan onder
toezicht van generaal MacArthur plotsklaps een democratie naar Westers
model opgedrongen. Keizer Hirohito moest publiekelijk voor de landelijke
radio verklaren dat zijn goddelijke afkomst een verzinsel was. Samen
met de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki beleefden de Japanners
een dubbele apocalyps. Japan werd in onze ogen een bijna schizofrene
samenleving. Anno 1994 mogen we vaststellen dat Japan langszij is
gekomen. Het lijkt er zelfs op dat hun toekomst rooskleuriger oogt
dan de onze. Hoe is dat nu mogelijk? 'Die verwondering zou wel eens
onze ultieme fascinatie met Japan kunnen zijn', meent Henk Oosterling.
'Iedere bankier, grootindustrieel, ja zelfs de president van Amerika
ligt wakker van Japan. En dat is merkwaardig, want al sinds de opkomst
van het japonisme rond 1880 heeft Japan onze aandacht. Ons beeld van
Japan is lange tijd overheerst geweest door ideeën in de trant
van dat zij ons nadeden. Maar opeens was er meer. Er ontstond een
economische fascinatie met Japan. Na verloop van tijd zijn we er achter
gekomen dat het vooral een verschil in mentaliteit is. Maar als je
je daarin gaat verdiepen, moet je gaan denken wat daar gebeurt. Hoe
moet ik daar tegenaan kijken? Daar moeten wij een bril voor slijpen,
want onze Westerse blik heeft vele koppige zwakheden.' Deze redenering
bevat echter een paradox die de cultuurvergelijking bemoeilijkt. 'Het
probleem is dat wij onze zwakheden niet kennen. Je kan een zwakte
niet kennen. Je zwakte kennen is het onmogelijke van het denken accepteren
en dat kunnen wij nu eenmaal niet. Want op het moment dat je je zwakte
kent, heb je het te pakken. Dan kun je het objectiveren en manipuleren
en daarmee is het geen zwakte meer.'
Collectief versus
individu
Met dat gegeven in het achterhoofd en in de wetenschap dat elke gedachte
achter de gedachte scherp in gaten moet worden gehouden, is het toch
goed mogelijk met een cultuurhistorisch perspectief een kenschets
te maken van de Japanse mentaliteit. Een beproefde manier is het scheppen
van tegenstellingen. De Japanse notie van socialiteit en individualiteit
lijkt zich hier goed voor te lenen. 'Als je met de Japanse cultuur
in aanraking komt, weet je aanvankelijk niet hoe je moet reageren.
Elke intuïtie wordt onderuit gehaald, want zij reageren toch
weer anders dan je zou verwachten. Spontaniteit bijvoorbeeld, blijkt
een typisch Westerse term, want in Japan is zelfs los gedrag gecodeerd.
Ondanks dat wij hier ook onze eigen sociale codes hebben, zijn zij
gecodeerder dan wij. Daar waar de Japanner misschien echt spontaan
is, zullen wij het niet herkennen. In het sociale verkeer kan de Japanner
zich niet beroepen op intimiteit of emoties. En in situaties waarin
dat wel kan (en dan vaak in extreme vorm), heerst ook een sociale
norm. Een man die op weg naar z'n werk in een drukke metro een expliciet
obscene, pornografische strip zit te lezen, zal niet raar worden aangekeken.
Het is maar weer een voorbeeld van de parallelliteit van de Japanse
samenleving. Zo kan een Japanner én boeddhist én protestant
én katholiek zijn. Hier in het Westen heerst het primaat van
het één-zijn; het individu. Als je jezelf niet bent,
ga je naar een therapeut. In Japan bestaat geen notie van het individu.
Japanners hebben natuurlijk wel een idee van wat ze zelf willen, maar
existentie wordt op heel subtiele wijze ervaren vanuit het collectief.
Erbij horen, functioneren. De enige manier om de groep enigszins te
ontstijgen is door juist een collectief te stichten: een budo school
bijvoorbeeld.'
Individuele beslissingen worden altijd gemaakt met het oog op de harmonie,
wa, van de groep. Een Japanner manoeuvreert binnen een piramidaal
gestructureerde veelheid van verplichtingskringen, waarvan de familie
de basis en de keizer de top vormen. Iedere verplichting, elke on,
vereist een gepaste compensatie: giri. On, wa en giri constitueren
het zelfrespect van de Japanner. Het op zuiverheid gerichte zelfoffer
kleurt de eigenwaarde van de Japanner. Deze visie is exemplarisch
voor het gemengde religieuze stelsel in Japan. 'Allereerst heb je
het shintoisme dat zich laat kenmerken als natuurgodsdienst: de hang
naar zuiverheid en perfectie. Historisch gezien komt daar een laag
boeddhisme (ascese, opofferingsgezindheid en explosiviteit) over heen.
En daar bovenop zit een laag Chinees confucianisme; een staatsleer
waarbij alles onder een stricte, bureaucratische controle staat. Zo'n
stelsel vraagt om een enorm besef welke rol te moeten spelen. Hier
zijn onze esthetische, filosofische en ascetische fascinaties op gericht.
En niet te vergeten onze sportfascinatie die begon met ju jitsu na
WO II.' Ju jitsu is één van de budosporten die in het
Westen grote populariteit geniet. Een iets minder bekende maar zeer
typische budosport is het kendo, vrij vertaald de weg van het zwaard-
of zwaardvechtkunst. Oosterling is kendoka en heeft zelfs ooit het
Nederlands kampioenschap gewonnen. Als ik hem vraag naar zijn eigen
fascinatie met Japan en of kendo daar een rol in speelt, is hij even
verrast. 'Ik ben er eigenlijk nog steeds niet helemaal achter. Ik
ben mijn eigen 'bril' nog steeds aan het slijpen. Wat mij daarentegen
aantrok in kendo is het doorgaan: trainen, trainen, examens, trainen,
enzovoorts. Kendo is een sport die nooit ophoudt. Het is niet zo dat
je op een gegeven moment, net zoals bij schaken bijvoorbeeld, grootmeester
bent en daar de rest van je leven op kan teren. In het kendo gelden
graden; van de eerste dan tot en met de elfde. Maar de hoogste nog
levende kendoka heeft de negende dan. Dat zijn van die stokoude Japanners
die nog elke dag hun shinai (bamboezwaard) ter hand nemen en gaan
trainen in de dojo. Het blijft maar doorgaan. Je vraagt je dus af,
waarom?'
Angst
Het waarom blijkt essentieel voor Japan. Er is namelijk geen waarom.
Waarom is een Westerse vraag. In onze lineaire denkwijze sinds de
Verlichting moet een middel een doel hebben. In Japan ligt dat totaal
anders. Japanners kunnen zich verliezen in het middel. Een Japans
gezegde luidt: Het doel van het reizen ligt niet in het doel maar
in het reizen. 'Dit verschil is van enorm belang om Japan enigszins
te begrijpen. Zij kunnen zich verliezen in de vorm. Daarom gaan ze
maar door. In Japan is the medium is the message. Marshall McLuhan
wist dat al. Opgaan in het middel, opgaan in de beweging, dat is de
verlossing. En dat is de void, de leegte. Wij zouden dat als extase
ervaren, buiten jezelf raken. Wij drinken een biertje en nog een biertje
en op een gegeven ogenblik ben je dat biertje. De Japanner bereikt
die extase op een esthetische, gedisciplineerde manier. Ons komt dat
over alsof hij zich beschikt in het lot van het middel. Maar hij ziet
die keuze niet. Voor de Japanner komen hij en het ding of middel voort
uit hetzelfde.' Zo komt in Japan de wa tot stand. Tussen mens en ding,
tussen mens en medemens en tussen de mens en zichzelf. In het Westen
is ons denken in deze beïnvloed door de scheidingen die Descartes
aanbracht tussen mens en machine en tussen lichaam en geest. De Japanner
kent die dualiteit niet. Het middel, de techniek, de technologie vormt
de brug in een drieëenheid van lichaam, geest en techniek. 'In
het kendo gaat hetzelfde op als met dat biertje. Je traint jaren en
jaren en op een gegeven moment gebeurt er iets. Jij bent die techniek
geworden. Jij bent die shinai. Het lijkt heel robotesk, maar het is
een verrijkend proces, een verrijkte leegte. Er is een boeddhistische
uitspraak die luidt dat je niet moet doen waar je van houdt, maar
moet houden van wat je doet. Ons fascineert dat omdat wij het niet
kunnen bevatten. Het is voor ons ongrijpbaar. En nu dat Japan een
grootmacht is geworden, voelen wij ons weerloos.' Ongrijpbaarheid
en weerloosheid kunnen leiden tot angst. Zo heeft de prehistorische
mens de techniek gebruikt om zijn angst voor totale weerloosheid tegen
roofdieren de baas te worden. In de loop der ontwikkeling, naarmate
de mens machtiger werd, verschoof de angst voor dieren naar angst
voor zijn medemens en zelfs voor de techniek zelf. De actuele discussie
omtrent genetische manipulatie bijvoorbeeld. 'En het gaat nog verder.
De angst voor techniek is verschoven naar de angst voor Japan; Japan
is onze zwakte. Wij vereenzelvigen Japan met technologie. Zij kunnen
in onze ogen beter met technologie overweg. Zij kunnen zich erin verliezen,
dat zien wij. Zij zìjn technologie en wij hebben moeite er
mee om te gaan. Maar wij hebben eigenlijk een fascinatie met technologie
en omdat wij Japan er mee vereenzelvigen ook met Japan. En dat is
de crux. Onze fascinaties leren ons uiteindelijk meer over onszelf
dan over Japan. Ik denk daarom dat we anders moeten gaan denken. Opener
en vanuit de void.'
Erwin van der Zande
[gepubliceerd in Wave 6, november
94]
|