THE ISLAND ROUNDING CAPE HORN


Kaap Hoorn ronden is, zo heb ik me laten vertellen, voor zeelieden een ultieme nautische ervaring. Een Nederlandse zeeman, Thomas Billiaert uit Vlissingen, die rond 1900, wanneer stoomschepen ook de dwarsgetuigde zeilschepen van de fameuze duitse PLinie uit de vaart beginnen te drukken, drie keer de Kaap rondt, geeft daarvan een uitstekende beschrijving.

THE ISLAND ROUNDING CAPE HORN

Wat verstokte landrotten als ik angstig en lijdzaam als een noodzakelijk kwaad zouden ondergaan, vormt voor mensen als Billiaert en voor Joe Cillen een nautische uitdaging, die zijn weerga niet kent: een krachtige tegenstroom, waardoor je dagen, soms wekenlang geen graad of zeemijl opschiet en als het ware razend voor anker ligt, de altijd aanwezige dreiging van kolossale, in nevelen gehulde, plots opdoemende ijsbergen, tot orkaansterkte aanzwellende, ijskoude zuidwesterwinden en torenhoge watermassa’s waarvan de aanblik de overrompelende ervaring van onze menselijke nietigheid die Blaise Pascal ooit overmande toen hij een blik in het nachtelijke sterrenduister wierp doen verbleken, alleen al door de gedachte aan deze klimatologische ongein raakt menig zeelied in extase.

De extatische huivering, die mengeling van fascinatie en de angst, blijkt een dubbelzinnig genot. Zoals iedere huivering is ook deze ervaring vooral achteraf interessant. Verhalen over het ronden van de Kaap hebben veel weg van het ijzingwekkende verslag, dat in Edgar Allan Poe’s korte verhaal Een afdaling in de draaikolk door een oude zeeman aan een fictieve luisteraar wordt verteld. Zittend aan de rand van een fjord ergens in Noorwegen met het uitzicht op kolkende massa’s zwart water beschrijft de zeeman hoe zijn vissersboot tijdens een storm op drift raakt en naar een draaikolk wordt gezogen die alles naar de diepte van de zeebodem meesleurt. Terwijl hij als in een zweefmolen, vastgesjord aan een watervat, in het bulderende zwarte gat rondtolt, ondergaat hij verschrikking op verschrikking in afwachting van zijn verdrinkingsdood ergens onder in de slurf. Maar wie schetst onze verbazing! Als de nood het hoogst is, blijkt de redding nabij: geleidelijk aan verstilt de oceanische twister en wordt de mafgebeukte zeeman door de watermassa’s haast liefdevol omhooggetild.

Het verhaal van de zeeman is echter niet volledig. Hij of Poe heeft iets verzwegen. Iets wat teveel tot de verbeelding zou spreken en de lezer misschien wel tot waanzin zou kunnen drijven. Niemand heeft zich afgevraagd waarom de zeeman werd gered, waarom de draaikolk plotseling tot rust kwam. Maar het kan geen toeval zijn geweest dat op dat moment aan de horizon een majestueus schip verscheen dat geluidloos, voortgestuwd door een onbekende kracht het leek haast te zweven met in zijn kielzog een drietal UFO’s Unidentified Floating Objects zonder een spoor achter te laten na korte tijd weer in de verte verdween. Poe, die zelf op de rand van de waanzin leefde, besefte dat de kortstondige verschijning van dit spookschip de redding van de zeeman moet hebben betekend. Maar dit wonder tartte iedere verbeelding en was blijkbaar met geen pen te beschrijven.

Poe besefte overigens niet dat hij een van de laatsten zou zijn die in die noordelijke contreien een blik op het schip werd vergund. Maar het was niet de enige en zeker niet de eerste keer dat dit schip werd gesignaleerd. Uit vele scheepsjournaals blijkt dat het vooral in de omgeving van Kaap Hoorn ronddoolde. De Kaap dankt zijn voornaam aan het latijnse Caput: een uitstekend hoofd, geen bolleboos maar een landpunt als vuurbaken, zoals de vuren die de Portugees Magalhaes in 1520 op het land zag branden, toen hij, in opdracht van de Spaanse koning Karel V, als eerste een smalle doorgangsroute boven Vuurland ontdekte. Onder de punt van Zuid Amerika, het deels Argentijnse, deels Chileense Patagonië ligt het gebied dat vanwege de vele vuren door hem Terra del Fuego, Vuurland werd gedoopt. De spreekwoordelijke ontberingen ondergaand, lukt het hem met drie schepen de Straat van Magalhaes want op wie anders lag deze doorgang te wachten? van poesta tot fjord te doorkruisen om vervolgens langs de westzijde van het continent, hier en daar een stam tot het christendom bekerend, naar zijn thuishaven terug te keren. Zou hij in zijn door winstbejag en evangelisatiedrift gemotiveerde strijd tegen de inheemse stammen niet voortijdig het loodje hebben gelegd, dan zou hij en niet zijn adjudant Sebastiaan de Elcano de eerste zeereis om de wereld hebben voltooid.

De Kaap staat voor meerdere zaken. Zo ook voor Kapitaal: een scheepvaartroute voor salpetervaarders, waarmee eeuwenlang de akkers van Nederlandse boeren werden bemest, voordat aan het begin van deze eeuw de uitvinding van kunstmest deze vaart overbodig maakte. En de Kaap staat voor Kapitein: de hoofdman, die, manhaftig, het ondoofbare Van Nelleshaggie vastberaden in de ene, het roer onwrikbaar in de andere hand, de manschappen telkens weer weet aan te zetten tot nieuwe heldendaden. Niet alleen op momenten dat de zuidwesterwinden en tegenstromingen het schip achter de Kaap terugstuwden, maar ook al die keren dat pal vóór de boeg, plotseling, als uit het niets, dat spookschip met die UFO’s opdoemde.

Sommigen beweerden dat het de Flying Dutchman was, maar de afwezigheid van masten en zeilen ontzenuwt deze speculatie. Bovendien weten ervaren zeelieden dat de Vliegende Hollander alleen rond die andere Kaap, Kaap de Goede Hoop, waart. Soms valt de naam Olivier van Noort, de naam van de kapitein die op 5 november 1599 als 4e kaapvaarder in de geschiedenis de straat van Magalhaes doorkruiste om weer op 26 augustus 1601 zijn thuishaven Rotterdam binnen te lopen. Er zijn zelfs matrozen die de schim van Van Noort op de verhoogde achterplecht zouden hebben zien staan: een grijnzend klein mannetje met een beetje vettig, grijzend krullend haar, pretoogjes en opvallend grote voortanden. Maar dat zijn sterke verhalen, voor lieden die zich graag en veelvuldig een oorlam laten aannaaien. Als puntje bij paaltje komt weet eigenlijk niemand er het fijne van.

Kaap Hoorn heeft iets met Nederland. Zo is deze vierkante rots vernoemd naar een van die lullige stadjes in Noord Holland, dat zich eeuwen geleden knus achter zijn dijk verschanste om gevrijwaard te blijven van het Zuiderzee geweld: Hoorn. Kaap Hoorn wordt ontdekt door twee Hoornse zeelieden Jacob Le Maire en Willem Cornelisz. Schouten die 17 jaar na Van Noort op 29 januari 1616 Magalhaes’ straat rechts laten liggen, en met hun schip de Eendracht de massieve rots aan de zuidpunt van Vuurland ronden. Ook in hun scheepsjournaal wordt gewag gemaakt van een spookschip dat geluidloos op 50 graden ZB zou ronddrijven.

Toen reeds gingen er stemmen op dat het een kaperschip zou zijn. Niet geheel onwaarschijnlijk: Impulsis piratis restituta eleuthera. Meer dan het land is de zee immers een vrijplaats die zich niet zonder meer door meetlat, passer en pen in bezit laat nemen. Maar het zouden dan niet van die kapers zijn die kapitaalkrachtige reders bestalen, maar kapers die hun slachtoffers van hun allerkostbaarste bezit beroofden: niet van hun geld maar van hun verstand. Door tot de verbeelding van de ontredderde bemanning te spreken brachten de kapers hen het hoofd op hol.

Het schijnt dat het spookschip voor het laatst gesignaleerd is aan het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw, enkele decennia na Poe’s zeeman op wonderbaarlijke wijze uit de draaikolk werd gered. Niet geheel toevallig valt zijn plotse verdwijning samen met een drietal gebeurtenissen. Ogenschijnlijk hebben die niets met elkaar te maken, maar achteraf bezien hebben zij gedrieën het lot van het spookschip bezegeld. De eerste gebeurtenis is de oprichting van de Stoomvaart Maatschappij Nederland in 1870. De stoomschepen drukken de dwarsgetuigde zeilschepen geleidelijk uit de vaart. De tweede gebeurtenis vindt iets later plaats in 1876. Ferdinand de Lesseps presenteert dan zijn ontwerp voor het Panamakanaal. De ronding van Kaap Hoorn wordt na de uitvoering overbodig. De derde, meest cruciale gebeurtenis is niet de uitvinding van de kunstmest, maar de door koning Willem I afgedwongen beslissing van het Rotterdamse Gemeentebestuur om de zuidoever van Rotterdam ten behoeve van de zeehandel te ontwikkelen. Het eerste Kop van Zuid project. Er moeten entrepots worden opgetrokken, bruggen gebouwd en havens gegraven. Tijdens de werkzaamheden gebeurt er iets merkwaardigs. Ik doel hier niet op de vlucht van de frauduleuze directeur Pincoff naar New York om uit de handen van het gerecht te blijven. Nee, ik heb iets anders op het oog. Niemand weet meer precies wanneer en hoe het gebeurde, maar plotseling lag daar voor de Kop van Zuid een scheepsvormig gevaarte, dat door het toen eveneens door faillissement tot planologisch opportunisme gedreven gemeentebestuur onmiddellijk tot werkeiland werd omgebouwd en “Noordereiland” werd gedoopt. Het oorlam principe werd ook door hen toegepast: de eerste twee huizen zijn café’s: één op de hoek van de Van der Takstraat Maaskade, de ander op de hoek Van der Takstraat Prins Hendrikkade. Om afdrijven te voorkomen wordt het aan beide zijden met bruggen aan het vasteland verankerd. Maar, zo zult u zich afvragen, waar zijn die drie UFO’s gebleven, die unidentified floating orgonboxes? .

En waarmee waren ze gevuld? Hoogstwaarschijnlijk met een mengsel van denkbeelden en begeerte, met dat wat Plato in zijn dialoog Symposion reeds Eros, wijsbegeerte noemde. Maar zijn ze gedropt in de Sargassozee, voordat het schip voor haar laatste reis over stuurboord afzwenkte naar de thuishaven van Olivier van Noort? Misschien, misschien. Waarschijnlijker is het dat de boxen onder het eiland afgezonken zijn, nadat hun lading bij het afmeren was vrijgekomen. Alleen het ondergraven van het eiland zal uitsluitsel kunnen bieden.

U gelooft het niet? Hoe is het anders te verklaren dat het nabijgelegen Katendrecht, waarover reeds in historische bronnen uit 1199 wordt gesproken, pas na de voltooiing van het eiland rond 1900 een broeinest van hoeren, dieven, dealers, vechtersbazen en zeelieden wordt? Hoeren die overigens voorheen hun domicilie aan de Coolsingel hadden. Maar dit terzijde. En waarom wordt Katendrecht naar de Kaap vernoemd? Men zegt dat het de vorm van de landtong is: een vierkant schiereiland. Maar is dat niet een te oppervlakkige aanleiding? Dankt Katendrecht zijn bekendheid niet veeleer aan de huiveringwekkende waanzin, aan de extase en het geweld, die ook in het ronden van de Kaap werd gezocht? Een rondje Kaap houdt vanaf dat moment een bezoek in aan dames als Marietje Hoelala, Rooie Pietje, Dikke Toos en Nel de Vloek. Tegelijkertijd tiert de opiumhandel vanaf 1920 welig op de Kaap: 27 gulden de kilo en 50 cent voor 2 gram. Gerenommeerde vechtersbazen als Blauwe Cor, Leen Paf en Willem de Mof beheersen de straten en café’s. Kortom, is het niet een broeinest van verzet en verspilling. In ieder geval is het zo’n gevaarlijk kapersnest, dat het in de Tweede Wereldoorlog de soldaten van de Duitse bezettingsmacht verboden wordt er te komen. Tenslotte maakt loslippigheid losbandig en losbandigheid loslippig.

En, om mijn argument even op de spits te drijven, hoe is het anders te verklaren dat het tot Eroscentrum gebombardeerde Poortgebouw, nadat het gemeentebestuur in het midden van de jaren zeventig besloten heeft Katendrecht na de renovatie extasevrij te maken, na de protesten van buurtbewoners in een door krakers bezet kapersnest wordt veranderd? Orgon, louter Orgon! Alles wat zich in de omgeving van het eiland bevindt, wordt erdoor in trilling gebracht. Dus laat u niets wijsmaken door geleerde heren en techneuten: het is niet de windkracht, het zijn niet de slagregens die de tuien van de Erasmusbrug doen trillen. Het is Orgon, niets anders dan door de renovatie van Katendrecht vrijgekomen golven Orgon!

Bood het geloof in God, de weergoden of welke bovenmenselijke kracht dan ook kaapvaarders de standvastigheid, die nu eenmaal vereist is voor die hachelijke ronding van Kaap Hoorn, de bemanning van het Noordereiland wist zich voortgestuwd door dat wat door Immanuel Kant als de essentie van de menselijke geest werd gezien: verbeeldingskracht. Ontstolen aan de huiverende zeelieden werden de orgonboxen steeds weer aangevuld met de angsten en de hoop van de kaapvaarders. Het voormalige spookschip Noordereiland voer niet op windkracht, noch op stoomkracht, dames en heren kaapvaarders, het Noordereiland voer geluidloos op de brandstof waarop alle schepen van de toekomst zullen varen: verbeeldingskracht. Een probleemloze, milieuvriendelijke brandstof die eigen is aan de mens. Zelfs als de gedachtengolven te woelig worden, kan het schip hoogstens op geestdrift raken.

Een derde ronde dient zich aan: The Island rounding Cape Horn. Als betrof het de navel van de wereld, de omphalos van Delphi, het oog in de storm of van de draaikolk, waaruit Poe’s zeeman op wonderbaarlijke wijze ontsnapte, zo heeft Kaap Hoorn zich in de kern van het eiland gevestigd. Zoals de kritische massa in de kern van een kerncentrale, zo centreert Joe Cillens beeld de kracht in zich waarvan hedendaagse beleidsmakers alleen nog maar durven dromen: verbeelding. The Island rounding Cape Horn.

Henk Oosterling Ter gelegenheid van de onthulling van de muurschildering in de Sleephellingstraat, december 1996