HET
THEATER VAN DE WREEDHEID
Artaud en de ondergang van
de avantgarde
Henk Oosterling 1991
“Artaud en het theater van de wreedheid" in: Uitgave De Kapel II
(grootformaat), Den Haag, p. 22-25
In 1901 krijgt de dan vijfjarige
Antonin Artaud hersenvliesontsteking. Hij raakt
verslaafd aan de opium die hij tegen de ondragelijke pijn moet slikken.
Zijn leven
lang wordt hij gekweld door de vreselijkste hoofd- en zenuwpijnen,
waardoor
volgens de toenmalige psychiatrie zijn geest volledig ontwricht raakt.
In 1937 wordt
hij dan ook in een psychiatrische kliniek opgesloten, waaruit hij pas
negen jaar later
wordt ontslagen. Er resten hem nog twee jaren. In 1948 sterft hij aan
kanker.
Hoe vreemd het ook moge klinken: ondanks Artauds Nietzschiaanse
bewering dat
wreedheid samenvalt met het leven, betreft de wreedheid waar hij op
doelt als hij
rond 1930 zijn revolutionaire ideeën over een nieuw soort theater
ontvouwt
geenszins het door hem doorstane leed. Wreedheid veronderstelt
intentionaliteit: een
god, het lot of een menselijk bewustzijn, dat zich god waant en
pretendeert het lot
van anderen naar hun hand te kunnen zetten. Daarom bestempelen we
dierlijk gedrag
doorgaans niet als wreed, tenzij we in het spel van de kat met de muis
onze eigen
weinig fijnzinnige lust tot beheersen herkennen. Soortgelijke
gedragingen bij
mensen ervaren we blijkbaar wel als wreed, omdat de handelingen
ingegeven
kunnen zijn door een meedogenloze strategie, door bewuste keuzes.
Wreedheid veronderstelt dus vrijheid, doelgerichte planning en bewuste
overweging.
Toch is het voor Artaud niet een goddelijk of menselijk bewustzijn
waartoe
wreedheid te herleiden is. Geheel in overeenstemming met een tendens in
de
westerse filosofie, die zich vanaf het midden van de 19e eeuw in
toenemende mate
heeft doorgezet, richt hij zijn aandacht op de bepalende invloed van
betekenisgevingsprocessen
voor het bewustzijn: dat wat wij, gewone stervelingen, doorgaans
taal noemen. Lichamelijkheid en wreedheid verwijzen in Artauds
theatrale universum
vooral naar taal en zingeving.
1 Wreedheid en
zinloosheid
Evenals Nietzsche meent Artaud, dat de christelijke samenleving lijden
en geweld
wel, maar de aperte zinloosheid ervan nooit heeft kunnen verdragen. Het
christendom
pretendeert weliswaar het lijden op te lossen, maar zijn methoden
zinderen
zelf weer van het geweld. Hoewel het liefde predikt, lijkt wraaklust
zijn
belangrijkste drijfveer. Voor het herstel van de verstoorde harmonie is
individuen
een onuitroeibaar schuldbesef en een tomeloze evangelisatiedrift
opgedrongen. Het
eerste was de stuwende kracht achter een moordende kolonisatie, een
gewelddadige
bezetting van de door duivelse lusten bezochte innerlijke wereld. De
laatste die
achter de kolonisatie van een door heidense ongelovigen bevolkte
uiterlijke wereld.
Een kruistocht in dubbele zin.
Onze geschiedenis staat bol van het geweld. Dit is echter zo
gerationaliseerd, dat de
zinloosheid ervan volledig aan het oog is onttrokken. Lijden heeft
altijd een oorzaak
of een doel. Er is altijd een verhaal. Erfzonde en hemelse, wereldse of
kunstmatige
paradijzen gaven tot voor kort het individuele leed zin en richting en
maakten het in boetvaardige overgave of hoopvolle verwachting
dragelijk. De seculiere vormen van
dit geloof - socialisme, fascisme of liberalisme - vervulden overigens
dezelfde
functie. Ook zij boden verhalen waarin de zin van het ondoorgrondelijke
offer in het
heden slechts tegen het verblindende licht van een toekomstige
rechtvaardiger
samenleving verhelderd werd. Het echte leven komt altijd later.
Artaud breekt met deze ascetische doelgerichtheid. Zonder
terughoudendheid
onderschrijft hij Nietzsches vernietigende diagnose van de christelijke
beschaving.
Onze nihilistische samenleving moet onder haar nimmer in te lossen
schuldenlast
bezwijken en door haar onlesbare wraaklust verzwolgen worden. Dit lot
lijkt een
cultuur zonder god of geloof nu eenmaal beschoren. Een gemeenschap die
blind is
voor het geweld dat haar mogelijk maakt, kan zichzelf niet redden door
het instellen
of oogluikend toelaten van armzalige surrogaten, in de vorm van
opgepepte extase
en keurig geplande excessen. Het ritueel, dat nog in de antieke
tragedie werkzaam is,
is volgens Artaud verworden tot een steriel kijkspel.
Het exces van de lichamelijke lust kende de westerse mens tot voor kort
slechts als
doelwit van een ongebreidelde wraaklust. De begeerte weigert echter
koppig zich
door religieuze - of zoals sommigen willen: humanistisch-utopische of
wetenschappelijke
- aspiraties te laten intomen. Het lichaam kent in Artaud een vurig
verdediger. Hij wijst God of bacteriën af als laatste zingeving van een
zichzelf
verterende begeerte.
Met zijn afwijzing van iedere zingeving vernietigt hij tevens de
ingekankerde
behoefte de waarde van het nu door verleden of toekomst te laten
bepalen. Deze
behoefte is ontwikkeld door een stelselmatige disciplinering van ons
gedrag.
Kinderlijke en afwijkende gedragingen worden gewelddadig gekanaliseerd,
ook al
wordt dit geweld door een humanistisch verhaal als pedagogische dwang
of therapeutische
noodzaak gemaskeerd. Kriskras over het lustvolle lichaam worden de
scheidingen tussen normaliteit en perversiteit, tussen zin en waanzin
getrokken.
De wreedheid waar Artaud op doelt, is met name geworteld in dit
betekenende,
disciplinerende geweld. De fysieke revolte die hij beoogt, is dan ook
onlosmakelijk
verbonden met deze betekenisgeving. Vrijheid ligt niet aan gene zijde
van de
betekenis. Ons lichaam is immers altijd al een betekenisdragend
lichaam. (Sommigen
geven er de voorkeur aan dit betekende lichaam 'geest' te noemen)
Artaud sluit
zijn ogen niet voor het feit, dat de subversiviteit van het lichaam in
het proces van
zingeving zelf wordt opgeroepen. Hij draait dit proces echter om:
teneinde de
wreedheid van de taal te tonen vernietigt hij haar betekenissen. Zijn
anarchisme is
daarom altijd een 'gekroond anarchisme': de bevrijding toont zich
slechts in en als de
extatische offering van de hoogste autoriteit, geïncarneerd in
Heliogabalus, de waanzinnige
keizer. De wreedheid, meent hij, is het tot bloedens toe wegsnijden van
god.
Roland Barthes heeft eens opgemerkt dat de taal fascistisch is. Niet
omdat zij
mensen het spreken belet, maar hen er daarentegen toe dwingt. In die
zin strijdt
Artaud tegen het fascisme van zijn tijd. Een nihilistische cultuur kan
de zinloosheid
niet verdragen en dwingt alles en iedereen te spreken. Het oplossen van
iedere stilte,
de honger naar begrip en beheersing moet zijn voltooiing wellicht
krijgen in een
alles disciplinerend fascisme, opgevat als de politieke variant van een
van ieder
verzet ontdaan, gesloten systeem van zingevingen. Maar de haast rituele
extase van
de massa's toont de noodzakelijke excessiviteit als complement.
2 Taal
In de alledaagse taal is het structurerende geweld van de
betekenisgeving verstomd.
Betekenissen zijn als versteende fossielen neergeslagen. Klanken wekken
hen tot
leven en verlenen hand- en spandiensten bij het (be)grijpen van de
innerlijke en
uiterlijke wereld. Maar hoewel er, zodra ik 'tafel' zeg, voor uw
geestesoog geen
oliebol verschijnt, zal er zich, als ik 25x achtereen contextloos het
woord 'tafel'
herhaal, onvermijdelijk een vervreemdende ervaring aan u opdringen: het
woord
wordt weer tot een lege klank, tot een onbeduidend conventioneel
gebaar. In de herhaling,
verlenging of intensivering wordt taal tot echo, schreeuw of mantra.
Zij
wordt soeverein: iets dat zichzelf genoeg is. Literatuur, zeker poëzie
leeft van deze
soevereiniteit.
Artaud zet de taal via de literatuur tegen zichzelf op. Hij is erop
uit, het geologische
massief van de taal te verbrijzelen. Hij erodeert met zijn metaforische
tirades haar
versteende vormen, zodat ze weer opgenomen kunnen worden in de stroom
van het
leven. In zijn klankdichten wordt de betekenis verteerd op het moment
dat de
woorden worden uitgesproken. Deze exclusieve aandacht voor de
materialiteit van
het taal biedt zicht op haar voormalige structurerende geweld. Door de
nietszeggende
en tegelijkertijd vanzelfsprekende leegheid van de woorden te laten
horen, richt
Artaud onze blik op het willekeurige geweld dat zij dagelijks
uitoefenen. Maar
evenals het bloed kruipt de zin waar het niet gaan kan. Artauds
gewelddadige,
zinloze zinnen verleiden ons telkens weer de zinvolheid van dit geweld
te denken.
(Niet alleen mijn tekst, dit hele symposium is daar weer een voorbeeld
van) De
zinloosheid beperkt zich dus tot de momentane ervaring van de taal. Van
een taal die
nergens meer toe dient. In deze ervaring lossen grenzen tussen publiek
en acteurs,
tekst en gebaar zich op.
Nietzsche wees nadrukkelijk op deze zinloosheid, Freud schrok ervoor
terug en
verdrong haar opnieuw, vele avantgardekunstenaars hebben gepoogd er
gestalte aan
te geven. Met hen deelt Artaud het inzicht, dat als er al zoiets als
zinloosheid bestaat
deze nooit vóór, maar uitsluitend na of exacter: al een ervaring in de
vernietiging van
de zin bestaat. En in deze ervaring van de destructie - de abstractie,
de non-figuratie
- kortom in het offer van iedere inhoudelijke betekenis wordt pas
duidelijk hoe
gewelddadig de dwang van betekenissen is.
Velasquez schilderde ooit Paus Innocentius X, de aardse gezant van een
goddelijke
macht, in zijn onbetwistbare autoriteit. Francis Bacon verscheurt deze
samenhang en
laat zijn paus schreeuwen. Beide beelden veronderstellen elkaar: de
samenhang en
de verscheuring. Bacon toont de verscheurdheid van het gelaat, maar
komt het ware
gezicht daarachter te voorschijn? Nee, achter het oude masker
verschijnt slechts een
nieuw masker. Artaud bestookt het papier, canvas of subjectil met
projectielen,
waardoor de onderlaag vrijkomt, hij brandt er gaten in. Alleen door de
vernietiging
van dat wat er op ge-tekend staat, dat wil zeggen in zoverre het
be-tekend is,
verschijnt er iets, dat geen zuivere gedaante kent. Artaud trapt niet
in de val van het
fascisme en het erdoor gepropageerde neo-realisme. Avantgardekunst
floreert niet
onder totalitaire regiems. Ondanks een idolate verering van een
zuivere, natuurlijke
lichamelijkheid kent de neo-realistische kunst het lichaam niet. Zij
kent het slechts
als een gesloten betekenissysteem: overzichtelijk, ongevaarlijk,
volgzaam en dus altijd en overal inzetbaar. Artaud weet echter dat het
zuivere niet kan bestaan dan als
een wrede ervaring. Het zuivere is zinloos. Het zinvolle leven echter
is altijd al 'entartete
Kunst', altijd al theater.
3 Theater
Het theater der wreedheid is een oneindig afrukken van maskers. Het
felbegeerde
leven achter of onder de tekens dient zich nooit in zijn naakte
waarheid aan. Als wij
het leven al in zijn verspillende overvloed kunnen vatten, dan slechts
in een totale
ervaring, een extase, een exces of verspilling die pas achteraf, als we
weer bij onze
positieven zijn met behulp van revaliderende betekenissen kan worden
ingedamd.
Artauds theater der wreedheid is het ritueel waarin de taal ophoudt
re-presentatie,
voor-stelling te zijn van iets dat buiten haar bestaat en waaraan het
haar zin ontleent.
Het theater der wreedheid is alles, is totaaltheater. De taal wordt van
expressiemiddel
een veelzeggend autonoom gebaar. Zij presenteert zichzelf als waarde,
waarheid: het is een voorstel tot werkelijkheid.
Evenals het ritueel in de door Artaud beschreven Aztekencultuur
vernietigt het
theater van de wreedheid de alledaagse tijd. In dit moderne ritueel
wordt een
schepping herhaald en hernieuwt de orde van de wereld zich. Verleden,
heden en
toekomst imploderen in het ritueel. In een excessieve collectieve
ervaring gaat iedere
doelgerichtheid onder in het wrede exces.
Michel Foucault brengt aan het eind van zijn studie over de aard van de
moderne
waanzin Artauds werk hiermee in verband. Hij meent, dat de geboorte van
het
autonome kunstwerk te danken is aan de vruchtbare verstrengeling van
een aan
iedere wetenschappelijke greep ontglippende waanzin en een
onuitroeibare behoefte
van de mens om vanuit deze wrede zinloosheid steeds nieuwe betekenissen
en zin te
communiceren. In de voor franse differentiedenkers zo kenmerkende
dubbelformuleringen
noemt hij de waanzin 'de verzadigde tegenwoordigheid van de
afwezigheid van het kunstwerk'. De soevereiniteit van deze verzadigde
tegenwoordigheid
kan door de kunst slechts aangeraakt, maar nooit gegrepen worden. In
die zin sluiten kunstwerk en waanzin elkaar uit. Maar tegelijkertijd
veronderstellen
ze elkaar. Of om het paradoxaal te formuleren: moderne kunst geeft de
volstrekte
zinloosheid van de waanzin zin en structuur, maar op zo'n ambivalente
en kwetsbare
wijze dat ze er ieder moment in op kan gaan. Artaud lijkt de incarnatie
van dit
fragiele bestaan.
4 Avantgarde
Sociaal geweld heeft kunstenaars door de eeuwen heen gestimuleerd. Het
kost niet
veel moeite om een groot deel van de geschiedenis van de westerse kunst
te
herinterpreteren als een niet aflatende poging het soevereine geweld of
het geweld
van de soeverein te verbeelden en met doorgaans positieve betekenissen
te
overladen. Pas aan het eind van de 18e eeuw wordt kunst kritisch. Zodra
de verscheuring
van traditionele betekenisstructuren tot beginselverklaring wordt
verheven,
kan kunst cultuur- en maatschappijkritiek worden. Dat Dada, het
surrealisme en
verwante avantgardes zich tussen beide wereldoorlogen en ten tijde van
het opkomend
fascisme en stalinisme ontwikkelen, mag geen verbazing wekken. Evenmin
het feit, dat de virulente koorts van het voor velen zinloze,
weerzinwekkende, maar fascinerende geweld van vele performances en
Aktionen tijdens de Vietnamoorlog
opkomt. In een laatste stuiptrekking van de moderne avantgarde nemen
kunstenaars
nog een keer Artauds taak over het theater van de wreedheid te
realiseren. Gina Pane
bewerkt zich met scheermesjes en kruipt naakt over gebroken glas. Chris
Burden laat
zich in zijn arm schieten en Stuart Brisley ligt urenlang bewegingsloos
in een bad
vol dierlijke darmen. Hermann Nitsch, een van de Wiener Aktionisten,
sticht zijn
Orfisch-mysterientheater. Opnieuw staat de gewelddadige vernietiging
van de traditionele
symbolen centraal. Zang, dans, decor, taal en erotiek zijn ingrediënten
van
een massaal archaisch ritueel, waarin de gefrustreerde moderne mens
zich
momentaan onder kan dompelen om zijn sado-masochistische neigingen
gestructureerd
te botvieren. Aldus Nitsch, die zich door Artaud, maar ook door
Bataille,
Sade en Freud heeft laten inspireren. Toch was dit slechts mogelijk bij
gratie van een
weliswaar gefrustreerd, maar nog altijd rotsvast vertrouwen in
verhalen. De grote
verhalen deden nog de ronde, de hoop was nog niet vervlogen.
5 Theater der
wreedheid nu?
Dit werpt de vraag op wat Artauds theater der wreedheid ons in onze
door media en
design gemonopoliseerde postmoderne samenleving nog te bieden heeft. De
culturele manifestaties ervan zijn in ieder geval uitgebleven. De
performances
gericht op eenmaligheid en vaak geleid door een grote dosis toeval zijn
geïnstitutionaliseerd.
Nitsch organiseert een jaarlijkse bijeenkomst van de stichting
'orfischmysterientheater'
en stelt alleen nog zijn bebloede doeken ten toon. Na enkele
experimenten in de theaterwereld is het theater meer dan ooit een
kijkspel waarin de
traditionele scheidingen tussen publiek en acteurs, tussen tekst en
voorstelling
slechts marginaal worden overschreden. Zijn Robert Wilsons 'Einstein on
the Beach'
en Pina Bausch 'Kontakthof' wellicht postmoderne vormen van het theater
van de
wreedheid? Zou Artaud zich misschien in de bizarre Japanse
Butohvoorstellingen
herkennen? Ik weet het niet. Echter, de filosofische gedachte van het
theater der
wreedheid behoudt zijn ironisch-kritische impact. Op het eerste gezicht
lijken de
wezenlijke karakteristieken van het theater der wreedheid - totale
betrokkenheid,
eenmaligheid en toeval - door de media te worden geneutraliseerd. Maar
bij nader
beschouwing zijn de media wel in een verdubbelde beweging het theater
der
wreedheid bij uitstek geworden. Of wellicht het anti-theater der
wreedheid. Zelfs
zonder postmoderne ironie is het namelijk uitsrest verleidelijk CNN zo
te
kenschetsen. Al was het alleen maar, omdat we door dit theater het
wrede spel
waarin we eigenlijk allemaal meespelen, kunnen ervaren. In de door
beelden ingestelde
distantie kunnen we dwars door de zingevingen en betekenislagen zowel
wreedheid als zinloosheid huiverend meebeleven. Gekluisterd aan de buis
zijn
geatomiseerde westerse individuen in de euforie van de disciplinaire
technologische
wreedheid en door het extatische offer van het kwade kortstondig tot
een fictieve
eenheid gesmeed. Ook nu weer is in naam van de menselijkheid het
zinloze van het
lijden in een nieuw verhaal, gericht op een nieuwe fictieve eenheid -
de wereldorde -,
opgelost.
|