IV. ADORNO EN HABERMAS TRANSFORMATIE VAN DIALECTIEK EN DE KRITISCHE THEORIE 1 Inleiding
Jürgen Habermas (geb. 1929) staat voor de tweede generatie van de Frankfurter Schule, die de tijd vóór de oorlog en de emigratie niet heeft meegemaakt. Na zijn studie en promotie te Bonn, waar hij in 1954 op een dissertatie over Schelling promoveert, wordt Habermas wetenschappelijk assistant van Theodor Wiesengrund Adorno (1903-1969). Hij sluit zich aan bij diens kritiek op de door Husserl gedachte mogelijkheid van een 'fenomenologische reductie' die tot een zuivere 'Wesenschau' zou kunnen leiden. In de zogenaamde methodenstrijd tussen dialectici en kritische rationalisten staat Habermas aan de kant van Adorno en verdedigt hij diens positle tegen het door hem als zodanig gekwalificeerde positivisme van Popper, Albert en anderen. Daarom is het verbazingwekkend dat de 'Habilitation' van Habermas in Frankfurt op grote problemen stuit. Er ontstaan tussen hem en Adorno spanningen rond de duiding van Marx en het marxlsme. Deze leiden ertoe dat de 'Habilitation' over een onderwerp uit de actuele filosofie in 1961 te Marburg bij Wolfgang Abendroth plaatsvlndt. Na vier jaar in Heidelberg gedoceerd te hebben, keert Habermas in 1964 naar Frankfurt terug. Evenals Adorno distantieert hij zlch van de studentenbeweging die zich vanaf 1967 in Frankfurt concentreert. Adorno en Habermas weigeren in de politiek van de studentenbeweging een praxis te zien die bij hun marxistisch geïnspireerde 'Kritische Theorie' zou passen. Van Habermas stamt de formulering van het 'rode fascisme', naar aanleiding waarvan de studenten hem als een groter vijand gaan beschouwen dan welke 'burgerlijke' hoogleraar dan ook. Na het overlijden van Adorno in 1969 verlaat Habermas in 1971 de universiteit en wordt mede-directeur van het 'Max Planck-Institut zur Erforschung der Lebensbedingungen in der wissenschaftlichtechnischen Welt' te Starnberg bij München. Pas vanaf 1983 doceert hij weer in Frankfurt en begint hij nauw samen te werken met KarlOtto Apel, die door zijn boek Transformation der Philosophie (1973) naam heeft gemaakt. De gedachte van deze transformatie slaat op Kants aanzet van een transcendentale filosofie. Een heroriëntatie op Kant is ook bij Habermas sinds het verschijnen van zijn hoofdwerk Theorie des kommunikativen Handelns (1981) duidelijk te constateren. Habermas en Apel noemen zichzelf met hun gemeenschappelijke onderneming 'Neo-Frankfurthers'. Vooral Habermas benadrukt dat hij de mogelijkheid van een 'kritiscbe maatschappijtheorie wil blijven verdedigen. 2 Filosoferen na
Auschwitz
3 De mogelijkheid van
een 'kritische maatschappijtheorie'
De principiële overwegingen waarvan het onderzoek naar de grondslagen van de wetenschappen zou moeten vertrekken laten zich bij de vroege en de latere Habermas als volgt schematisch samenvatten: |
handelingstype | wetenschapsgroep | kritische reflectie |
tot 1971: | ||
technisch |
empirischanalytisch |
|
(arbeid) | ||
Sinn-Verstehen | historisch-hermeneutisch | |
sociaal-politiek | emancipatoir | ideologisch-kritische zelfreflectie |
(interactie) | ||
|
||
na 1971: | ||
handelingstype: | ||
instrumenteel | natuurwetenschappen | theoretisch discours |
(Erklären) | ||
sociaal: |
sociale wetenschappen |
praktisch discours |
(Verstehen) - strategisch (subject-object/subject) - communicatief (subject-subject: intersubjectiviteit) |
||
- expressief | hist.&
geestesweten- schappen |
kritisch-evaluatieve argumentatie |
Wat in het werk van Habermas nader wordt ingevuld, is het communicatieve handelen. Zijn hoofdinzet blijft het om de grondslagen van kritische maatschappijwetenschappen duidelijk te maken. Met Horkheimer en Adorno deelt hij de kritiek op de instrumentele rede, op de universele warenstructuur van het maatschappelijke handelen. Evenmin als Marx zien Horkheimer en Adorno volgens Habermas dat er andere vormen van de rede en andere typen van handelen zijn.(11) Zijn aangevulde handelingstypologie laat zich zonder moeite tot de drie vormen van de rede herleiden die Kant heeft onderzocht: theoretische, praktische en esthetischteleologische rede. Maar blijft er in de burgerlijkkapitalistische maatschappij nog wel een bestaansmogelijkheid voor de praktische respectievelijk het communicatieve handelen over? Is er nog een kritisch potentieel vanwaaruit een maatschappijtheorie zich laat herleiden? Habermas meent van wel. Hij herintroduceert daartoe een begrip van de latere Husserl en geeft daaraan een eigen invulling: het begrip `leefwereld'. De alomvattendheid van de instrumentele rede en de universaliteit van de warenruil zou alleen gelden voor de tegenwoordige maatschappij inzoverre deze als systeem wordt begrepen en onderzocht. Naast de systemen van economie, politiek en cultuur met hun media geld, macht en taal, bestaat er echter nog een communicatiedomein dat weliswaar door deze media is doortrokken, maar dat er niet geheel door kan worden beheerst. Dit domein noemt Habermas de leefwereld. Een kolonisatie van de leefwereld door de systemen kan worden voorkomen, doordat de systemen worden losgekoppeld van de leefwereld en aan hun eigen wetmatigheden worden overgelaten. Op deze manier kan de leefwereld het domein van het communicatieve handelen blijven. Daartoe oriënteert het zich opnieuw op kantiaanse wijze op een ideaal: een machts of heerschappijvrije dialoog. Dit is geen feitelijke, maar een contra factische situatie waarop de deelnemers aan de communicatiegemeenschap zich blijven richten. Tevens dienen de systemen niet helemaal los te staan van de leefwereld. Ze moeten erin 'verankerd' blijven, omdat anders de ontwikkelingen binnen de systemen zich aan de verantwoordelijkheid van de handelende personen zou onttrekken. NOTEN
LITERATUUR Horkheimer, M/Adorno, TH.W., Dialektik der Aufklärung. Amsterdam 1947. Adorno, Th.W., Negative Dialektik. Frankfurt a/M 1966. -, Aesthetiscbe Theorie. Frankfurt a/M 1970. Naeher, J., (red.), Die Negative Dialektik Adornos. Paderborn 1984. Hoogland, J., Autonomie en Antinomie. Adorno's ambivalente verhouding tot de metafysica. Rotterdam 1992. Habermas, J., Technik und Wissenschaft als 'Ideologie'. Frankfurt a/M 1968.
Kunneman, H./Korthals, M., Arbeid en interactie. Mulderberg 1979. NASLAG Oosterling, H., Door schijn bewogen, Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede. Kok, Kampen 1996:
|